ICORN -WIPC congres (5): Atilla, de zoon

door Isabelle Rossaert

Hij was groot en krachtig gebouwd, wat kalend, met de donkere ogen, de olijfkleurige huid en de hoge, brede jukbeenderen van mensen die van de steppe komen.  Hij droeg een donkere jeans, een overhemd met fijne ruitjes en een stijlvol grijs tweedjasje. Zijn naamkaartje – we hadden er allemaal een gekregen dat we aan een rood lint om onze hals droegen – las Kaiser Özhun, Uyghur PEN. Hij was iets aan het uitleggen over dat Erdogan zijn landgenoten naar de oorlog in Syrië stuurde. ‘We worden plots weer belangrijk, maar op de foute manier’

Ik haakte pas later in het gesprek in en moest tot mijn schaamte bekennen dat de Oeigoeren me totaal onbekend waren. Hij lachte. ‘Ken je Hongarije?’ Ik knikte, al wist ik niet goed waar hij naartoe wilde. ‘Wij zijn de Hongaren van China’, zei hij. ‘Wij zijn afstammelingen van Atilla de Hun. En we zijn moslims.’ ‘Dus jullie zijn de moslimvariant van Tibet?’, polste ik grappend. Hij knikte aarzelend en zei: ‘Ja, zo zou je het kunnen stellen. Met dat verschil dat wij geen Dalai Lama hebben, zoals de Tibetanen.’ ‘Maar jullie hebben Attila.’ ‘Dat wel’, lachte hij. ‘Die is natuurlijk wel al van heel lang geleden. Maar daarom heb ik mijn zoon Atilla genoemd. In de hoop dat hij even sterk zal worden, maar dan op een goede manier.’ Hij leek nog wel wat te willen vertellen over zijn zoon, maar de vergadering begon alweer en er zijn zoveel ontmoetingen tijdens zo’n conferentie en een nieuw gesprek met de joviale voorzitter van de Oeigoerse PEN kwam er niet meer van.

Over zijn zoon kreeg ik pas de laatste dag iets te horen. Het gebeurde tijdens het debat over een eventuele naamsverandering van het Writers in Prison Committee. Dat is een beperkende naam, vinden een aantal mensen. Want we willen niet alleen opkomen voor de schrijvers die al in de gevangenis zitten, maar ook voor de schrijvers die de gevangenis riskeren. Het liefste zouden we zorgen dat het niet zo ver komt. Writers at Risk Committee, Persecuted Writers Committee, Persecuted Writers Defense Committee, Writers at Risk and in Prison Committee: er werden heel wat alternatieven op tafel gelegd en gewikt en gewogen en alle mogelijke associaties met de mogelijke alternatieve bewoordingen én de afkortingen daarvan werden te berde gebracht – je zit daar nu eenmaal met een hoop schrijvers bijeen – en op vrijdag, de laatste dag, zou gestemd worden welke nieuwe naam het uiteindelijk zou halen. Bij het lijstje was intussen ook ‘no change’ komen te staan. Op het moment dat de stemming moest beginnen stond Kaiser Özhun op, rechtte zijn rug zodat hij nog groter leek dan hij al was en begon met een beheerste vurigheid een betoog af te steken. ‘Writers in prison Committee is en blijft de beste naam’, zei hij. ‘Prison, dat is een ruim begrip. Ook de open lucht kan een gevangenis zijn. Als je al vijftien jaar je land niet meer in kan. Als je moeder oud wordt en je niet weet of je haar nog kan zien voor ze sterft. Als je zoon twintig is en je hem al vijftien jaar niet hebt zien opgroeien: dat is ook een gevangenis. Dat is mijn verhaal.’

Het waren de laatste woorden voor de stemming. Tijdens de besprekingen vooraf hadden Sven en ik al wat overlegd. Writers at Risk leek ons  een goed alternatief. Persecuted Writers Defense Committee ook. Maar na de woorden van Kaiser Özhun wisten we het niet meer zo goed. En we waren niet de enigen. Een voor een riep de voorzitter van de vergadering de namen van de vertegenwoordigers van de PEN centra  af om te horen welke naam hun voorkeur had. Een voor een, op enkele berustende uitzonderingen na, klonk het antwoord ‘No change’. Maanden van discussies over een naamsverandering waren met één interventie, één perfect getimede getuigenis, ongedaan gemaakt. Writers in Prison Committee, zo zal een van de belangrijkste onderdelen van de Internationale PEN ook de volgende jaren blijven heten. Kaiser wens ik een spoedige hereniging toe met de zoon die hij zo’n sterke naam gaf.