Déo Namujimbo is journalist en schrijver die in Congo actief was als correspondent voor Syfia Grands Lacs en Infosud. Hij was vice-voorzitter van de Congolese Persunie en voorzitter van de Congolese Schrijversbond in Zuid-Kivu. Hij werkte ook voor Reporters Zonder Grenzen. Hij verblijft in december 2014 in de PEN-flat in Antwerpen.
Hij is de broer van Didace Namujimbo die in de DRC voor Radio Okapi werkte en op 21 november 2008 vermoord werd. Tijdens de daaropvolgende maanden ontving Déo vele doodsbedreigingen. Tijdens een verblijf in Frankrijk in 2009, op uitnodiging van Reporters sans Frontières en om de internationale prijs Golden Pen Award in ontvangst te nemen, kreeg hij nieuwe e-mails met doodsbedreigingen aan het adres van hemzelf, zijn vrouw en zijn kinderen. Hij besliste toen om in Frankrijk asiel te vragen, wat hem ook werd toegekend. Zijn vrouw en vier van zijn kinderen kregen intussen ook een visum, de andere kinderen wachten nog.
Namujimbo verbleef als eregast van PEN Vlaanderen in het verleden al eerder in de PEN-Schrijversflat. Hij publiceerde Merde au Congo (Edilivre, 2010) en On tue tout le monde et on recommence – reportage de guerre à l’Est du Congo (Edilivre, 2011). Dit jaar verscheen zijn laatste boek Je reviens de l’enfer. Reportage de guerre à l’est de la RD Congo (août-septembre 1998). Daarover schrijft hij, als rechtstreeks getuige van het verschrikkelijke geweld tegen burgers:
“En août-septembre 1998, pour essayer de comprendre ce qui se passe sur les fronts de guerre, en pleine « rébellion-mutinerie » visant à destituer le chef de l’État de l’époque Laurent-Désiré Kabila, je me suis glissé dans la brigade « rebelle » du Rassemblement congolais pour la démocratie (RCD) commandé à partir de Kigali au Rwanda. Deux mois durant, seul civil au milieu de 5 000 soldats assoiffés de sang et de rapines, de Bukavu à Kalemie (1 700 km), à pied, en camion et en pirogue, j’ai vécu les pires horreurs de ma vie : des milliers de paisibles civils et militaires congolais achevés à la mitraillette ou éventrés sous mes yeux ahuris, quartiers et villages entiers bombardés ou incendiés au lance-flammes, banques et magasins pillés, etc. Et les auteurs de ces ignominies sont aujourd’hui au pouvoir.”