De geschiedenis van PEN Vlaanderen (1922-1988)

Door: Erik Vlaminck

Het was de Britse schrijfster Catherine Amy Dawson Scott die in 1921 in Londen de club van Poets, Playwrights, Editors en Novelists (PEN) opstartte. Auteur John Galsworthy werd de eerste voorzitter. Onder zijn impuls werd het lokale Engelse initiatief de kern van een wereldwijde vereniging die ijverde voor grensoverschrijdende verstandhouding. De Belgische Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck werd een van de eerste ereleden van het genootschap.

John Galsworthy, Catherine Amy Dawson Scott en Hermon Ould. Picture credits: PEN International

Op 1 oktober 1922 werden de statuten van de Belgische PEN-afdeling, de Club des écrivains Belges, goedgekeurd. Initiatiefnemer was schrijver, journalist en socialistisch parlementslid Louis Piérard. Vlaamse stichtende leden waren onder meer Cyriel Buysse, Herman Teirlinck, Felix Timmermans, Fernand Toussaint van Boelaere, Karel van de Woestijne en August Vermeylen.

Wanneer de internationale PEN in 1923 de Duitse toneelschrijver Gerhart Hauptmann uitnodigde op het eerste PEN-congres, ontstonden wrijvingen tussen de Belgische PEN en het Londense hoofdkwartier. De Belgische PEN nam aanstoot aan het feit dat Hauptmann in 1914 de Aufruf an die Kulturwelt had ondertekend. Deze open brief ontkende de Duitse verantwoordelijkheid voor de oorlog en de vernietiging van cultuurgoederen in België door de Duitse troepen.

Het apolitieke karakter van de PEN-gemeenschap kende meteen een eerste barst.

In 1924 onderschreef de Belgische PEN een resolutie waarin aandacht werd gevraagd voor het lot van de Spaanse schrijver Miguel de Unanumo die door dictator Miguel Primo de Rivera verbannen werd naar Fuerteventura. Samen met de Franse PEN werd aan alle PEN-clubs gevraagd om te protesteren tegen deze verbanning. Internationaal voorzitter John Galsworthy stribbelde tegen: dergelijk protest behoorde niet tot de kerntaken van de vereniging…

In 1927 was de Belgische PEN gastclub voor het vijfde internationale PEN-congres. Een belangrijk agendapunt op de Brusselse bijeenkomst behandelde de doelstellingen van PEN. Onder andere voormelde meningsverschillen over Gerard Hauptmann en Miguel de Unanumo noopten tot een gedeelde en omschreven stellingname in dit verband. Voorzitter John Galsworthy presenteerde een tekst die uiteindelijk werd goedgekeurd en die nog steeds de basis vormt voor het PEN-charter: 

  1. Literature, national though it may be in origin, knows no frontiers and must remain common currency among people in spite of political or international upheavals.
  2. In all circumstances, and particularly in time of war, works of art, the patrimony of humanity at large, should be left untouched bij national or political passion.
  3. Members of PEN should at all times use what influence they have in favour of good understanding and mutual respect between nations.
Het PEN Charter, 1927. Credits: PEN International

Een ander agendapunt op het congres werd ingeleid door August Vermeylen, die de wens uitdrukte om een Vlaamse PEN-afdeling te mogen oprichten. Probleem was dat het internationale PEN-reglement stipuleerde dat er slechts één PEN-club per land kon zijn. Uiteindelijk leidde de discussie tot een resolutie die stelde dat er één afdeling per stad mocht komen en dat meerdere afdelingen die in één land werden opgericht een centraal comité moesten verkiezen dat het land vertegenwoordigde. 

Ook op volgende internationale PEN-congressen zou het onderwerp opnieuw op de agenda staan. Pas op het congres van Den Haag en Amsterdam in 1931 werd een reglementswijziging goedgekeurd die het onafhankelijke bestaan van meerdere PEN-afdelingen in één land mogelijk maakte.

De samenwerking tussen de Franstalige en de Nederlandstalige leden van de Belgische PEN verliep stroef van bij het begin. Toen August Vermeylen op het congres van 1927 de discussie over meerdere PEN-afdelingen per land inleidde waren er gevorderde plannen om in Antwerpen een Nederlandstalige afdeling op te richten. Die plannen werden nog even in de koelkast gestopt en men probeerde de unitaire vereniging alsnog te redden door een jaarlijks alternerend voorzitterschap te installeren tussen de Franstaligen en de Nederlandstaligen. Zo werd August Vermeylen in 1928 de eerste Nederlandstalige voorzitter. Toch werkte dit de spanningen tussen de twee taalgroepen niet weg.

In november 1930 werd de unitaire Belgische PEN dan ook ‘in alle vriendschap’ gesplitst. Fernand Toussaint van Boelaere werd voorzitter van de nieuwe ‘Vlaamsche PEN-club’ die op het internationale PEN-congres van 1931 van Den Haag en Amsterdam officieel als PEN-afdeling werd erkend.

Verschillende bronnen geven aan dat het feit dat de meeste Franstalige PEN-leden geen Nederlands kenden aan de basis lag van de splitsing; zij konden of wilden dan ook niet deelnemen aan Nederlandstalige literaire avonden of lezingen. Een andere reden bleek een verschillende visie op het lidmaatschap te zijn. Aan Vlaamse zijde wilde men enkel ‘gerenommeerde’ schrijvers als lid aanvaarden terwijl aan Franstalige zijde veel soepeler werd omgesprongen met voorwaarden om toe te treden tot de club.  

In de jaren dertig waren er nauwe banden tussen de Vlaamse PEN en de Vereeniging van Vlaamsche Letterkundigen (VVL). Toussaint van Boelaere was voorzitter bij de PEN en secretaris -en later ondervoorzitter- bij de VVL. August Vermeylen was voorzitter van de VVL. De PEN werd gevormd door de elite onder de leden van de VVL; om lid te worden van de PEN moest men worden voorgedragen door twee andere leden. Daar waar de VVL in die jaren circa 170 leden telde, had de PEN er een veertigtal.

Op deze foto uit 1932: Zittend: August Vermeylen. Staand, v.l.n.r.: Louis Piérard, Urbain van de Voorde, Fernand V. Toussaint van Boelaere, Arthur van Schendel, Maurice Roelants, Ernest Claes en Herman Teirlinck. De foto werd genomen naar aanleiding van een bezoek van Arthur van Schendel aan de Belgische PEN-club. Bron: Collectie Stad Antwerpen, Letterenhuis

De vooroorlogse Vlaamse PEN had als hoofdactiviteit het organiseren van literaire banketten. Het waren de facto rituele bijeenkomsten van gearriveerde auteurs die tekenend waren voor het elitaire karakter van de vereniging. Bovendien moest behoorlijk betaald worden om deel te nemen aan het diner, wat de drempel niet lager maakte. Het inschrijvingsgeld was trouwens hoger voor mannen dan voor vrouwen, want de mannen kregen sigaren…

De banketten werden vaak georganiseerd naar aanleiding van bekroningen van de eigen leden of van bezoeken van belangrijke leden van het internationale PEN-bestuur. Ook probeerde men hoogwaardigheidsbekleders te strikken om het evenement bij te wonen en het op die manier extra luister te geven.

Tijdens de jaren dertig schuwde de Vlaamse PEN polemiek in taalkwesties op het nationale vlak en in heikele, politiek geladen thema’s op het internationale vlak. Op het PEN-congres van 1933 in Dubrovnik was de Vlaamse PEN bijvoorbeeld minder uit op een uitsluiting van de genazificeerde Duitse PEN dan de Franstalige Belgische PEN. Het lijkt erop dat de Vlaamse PEN zich strikt aan het statutaire doel van de oorspronkelijke Belgische PEN hield: ‘het creëren en onderhouden van collegiale contacten tussen buitenlandse en Belgische schrijvers.’ Enig eigenbelang zal daarbij niet vreemd zijn geweest. Toch dient te worden opgetekend dat de Vlaamse PEN in de jaren dertig wel Duitse auteurs zoals Thomas Mann of Jacob Wasserman uitnodigde op de PEN-diners, maar nooit een auteur van de genazificeerde Duitse PEN. Franz De Backer, secretaris van de Vlaamse PEN werd hierover trouwens tijdens de oorlog door de bezetter ondervraagd.

Tijdens de oorlogsjaren vielen de PEN-activiteiten stil. Meteen na de oorlog rees bij de internationale PEN de vraag of men auteurs die gecollaboreerd hadden al dan niet moest royeren en uitsluiten van PEN-activiteiten. Na felle discussie werd besloten om dit toch te doen.

Het blijft onduidelijk hoe de Vlaamse PEN met deze directieven omging. Feit is dat onder andere Ernest Claes, Felix Timmermans, Urbain Van de Voorde, Cyriel Verschaeve en Stephanie Vetter Claes niet langer figureerden in het na-oorlogse ledenbestand. Anderzijds ontving de internationale PEN nooit de gevraagde lijst van geroyeerde leden.

In december 1946 werd in Amsterdam de tentoonstelling ‘Kunst van Woord van Zuid en Noord’ geopend. Dezelfde tentoonstelling zou later ook Brussel en Antwerpen aandoen. Het succesvolle evenement was de culminatie van de samenwerking tussen de Vlaamse en de Nederlandse PEN die reeds in 1936 was opgestart en waarbij delegaties van de beide PEN-clubs elkaars activiteiten bezochten.

Fernand Toussaint van Boelaere, de drijvende kracht achter de Vlaamse PEN, overleed onverwacht op 30 juli 1947. Professor Engelse taal- en letterkunde Franz De Backer, tot dan secretaris van de club, werd de nieuwe voorzitter.

De voorbije oorlog dwong de internationale PEN nu quasi permanent tot het innemen van ideologische standpunten. PEN-afdelingen waren niet langer uitsluitend diner-clubs.

Toch bleef het organiseren van bijeenkomsten om schrijvers samen te brengen een van de kerntaken van de Vlaamse PEN. De chique banketten maakten wel plaats voor causerieën en voordrachten, tussen 1949 en 1955 vonden er een twintigtal plaats. Meestal waren het Vlaamse of Nederlandse PEN-leden die het spreekgestoelte beklommen. Ook de Franstalige Belgische PEN-afdeling werd sporadisch bij de organisatie betrokken, vooral wanneer buitenlandse sprekers werden uitgenodigd.

Slechts zeer uitzonderlijk liet de Vlaamse PEN van zich horen bij inhoudelijke disputen. In 1950 protesteerde de PEN-club bijvoorbeeld toen de Prijs voor Letterkunde van de provincie Antwerpen, ondanks voordracht door een jury, niet aan Marnix Gijsen werd toegekend omdat het provinciebestuur vond dat Gijsens werk aanstootgevend was. Maar op een oproep van de internationale PEN om de Hongaarse schrijvers te steunen die in 1956 na de inval van Rusland belaagd werden, werd door de Vlaamse PEN niet gereageerd.

In 1959 werd de Antwerpse provinciegouverneur Richard Declerck voorzitter van de Vlaamse PEN. Deze politicus en romanist onderhield sedert zijn studententijd nauwe banden met een aantal schrijvers en wellicht was dat de aanleiding om hem tot voorzitter te benoemen.   

In 1962 vond in Brussel een bijeenkomst plaats van het internationale uitvoerende Comité van PEN. Aanvankelijk was het de bedoeling dat dit een volwaardig internationaal PEN-congres zou worden maar het ontbrak de samenwerkende Franstalige en Nederlandstalige PEN aan financiële middelen om dit te organiseren. Belangrijk is dat op deze vergadering de resolutie werd goedgekeurd die stelt dat PEN vrije meningsuiting verdedigt en intimidatie en gevangenisstraffen voor schrijvers, journalisten en uitgevers afkeurt.

In de loop van de jaren zestig zou de Vlaamse PEN een aantal keren aansluiten bij protestmoties van de internationale PEN tegen schrijversvervolging (o.a. in Rusland). Ook in eigen land ondernam de vereniging sporadisch actie -met weinig impact weliswaar- tegen censuurmaatregelen die genomen werden tegen Vlaamse schrijvers (o.a. tegen Hugo Claus, Jan-Emiel Daele en Herman J. Claeys).

Eind jaren 60, begin jaren 70 was de Vlaamse PEN een tanende club geworden. Een drastische hertekening en verjonging van het bestuur in 1972 met Paul Snoek als voorzitter zorgde aanvankelijk niet voor kentering. Het bestuur kwam onregelmatig samen, er waren weinig activiteiten en de leden werden nauwelijks geïnformeerd.

Pas vanaf 1974, onder voorzitterschap van Albert Bontridder, kreeg de vereniging een nieuw elan. Het ledenaantal steeg (tot ca. 200) en de contacten met de Nederlandse, de ‘Waalse’ en de internationale PEN-werking werden intensiever. Veel energie ging naar het samenstellen en uitgeven van ‘bloemlezingen’ die tot doel hadden de Vlaamse literatuur in andere taalgebieden te promoten. Op algemene vergaderingen werd dit laatste een weerkerend discussiepunt; een aantal leden vond dat PEN te veel een uitgeverij met promotiedoelen was en te weinig aandacht had voor de ‘natuurlijke opdracht’ van de organisatie, met name de strijd tegen censuur.

Toch bleef de Vlaamse PEN wat dat laatste betreft niet helemaal bij de pakken zitten. Er werd o.a. actie gevoerd voor de vervolgde Zuid-Afrikaanse auteur Breyten Breytenbach en op het internationale PEN-congres van Sydney van 1977 bracht Albert Bontridder, n.a.v. problemen met de Russische PEN, een opmerkelijk pleidooi voor tolerantie jegens PEN-centra die door de plaatselijke overheid gedwongen werden in een keurslijf dat niet helemaal strookte met het PEN-charter.

Interne bestuursconflicten dwongen Albert Bontridder eind 1980 tot ontslag. Frans Vyncke zou hem kortstondig opvolgen, maar vanaf januari 1982 werd Marcel Wauters voorzitter.

In de jaren tachtig bleef PEN-Vlaanderen sterk focussen op de promotie van Vlaamse literatuur in het buitenland via het maken van ‘bloemlezingen’. Tegelijk wierp de vereniging zich op als belangenvereniging voor Vlaamse auteurs; ze ijverde o.a. voor leenrecht en een hogere literatuursubsidie. Actie voor internationale vrije meningsuiting en actieve deelname aan de werking van PEN-International bleef eerder beperkt. Zowel Amnesty International als AIDA (een internationaal initiatief ter verdediging van onderdrukte kunstenaars) solliciteerden voor een structurele samenwerking met de Vlaamse PEN, maar aan PEN-zijde bleef het bij welwillende intentieverklaringen.

Voorzitters PEN Vlaanderen:

  • 1930-1947: Fernand Toussaint van Boelaere
  • 1947-1959: Franz De Backer
  • 1959-1973: Richard Declerck
  • 1973-1974: Paul Snoek
  • 1974-1980: Albert Bontridder
  • 1980-1982: Frans Vyncke
  • 1982-1988: Marcel Wauters
  • 1988-2001: Monika van Paemel
  • 2001-2003: Paul Koeck
  • 2003-2007: Stefaan van den Bemt
  • 2007-2011: Geert van Istendael
  • 2011-2014: David Van Reybrouck      
  • 2014-2018: Joke van Leeuwen
  • 2018-2023: Erik Vlaminck
  • 2023-       : Alicja Gescinska

Bronnen:

Berwaerts Sanne, De club van de alomtegenwoordige Toussaint van Boelaere. De Vlaamse PEN van 1944 tot 1947, Bachelorscriptie Taal- en Letterkunde, Universiteit Antwerpen, Academiejaar 2011-2012.

Berwaerts Sanne, ‘Het PEN-centrum Vlaanderen bestaat gewoon niet’. De geschiedenis van de Vlaamse PEN 1945-1974: een stroom van goede voornemens, Masterproef Taal- en Letterkunde, Universiteit Antwerpen, Academiejaar 2012-2013.

Florquin Joos, Ten huize van Richard Declercq, Davidsfonds Leuven, 1981.

Letterenhuis Antwerpen, Archief PEN-Vlaanderen, m.n. de donaties van Albert Bontridder en Stefaan van den Bempt.

Vandevoorde Hans & Christophe Verbruggen, De PEN-club: ‘a world-parliament of literature’, Nederlandse Letterkunde, Jaargang 16, 2011.

Vandevoorde Hans, Banketten en etiquette van de PEN-club. Geïllustreerd aan België, de ‘Cockpit van Europa’, Nederlandse Letterkunde, Jaargang 16, 2011.

Van Leeuwen Joke, Een beknopte geschiedenis van PEN-Vlaanderen, Huldeboek Arkprijs van het Vrije Woord, De vrienden van de Zwarte Panter, 2018.

Verbruggen Christophe, Hoe literair internationalisme organiseren? De ‘vervlochten’ geschiedenis van de Belgische PEN-club (1922-1931), Nederlandse Letterkunde, Jaargang 16, 2011.

Vertaling 1e PEN-charter:

  1. Literatuur, hoewel in origine mogelijk nationaal, kent geen grenzen en moet, ongeacht politieke of internationale omwentelingen, gemeengoed van alle mensen blijven.
  2. In alle omstandigheden, en zeker in oorlogstijd, moeten kunstwerken -het patrimonium van de gehele mensheid- gevrijwaard worden van nationale of politieke invloed.
  3. Leden van PEN moeten te allen tijde alle invloed die ze hebben gebruiken om de goede verstandhouding en het wederzijdse respect tussen naties te bevorderen.