Will Stone (Suffolk, Engeland, 1966) is een oude bekende voor PEN én het land. Hij is dichter, essayist en vertaler. Stone vertaalde werk van Emile Verhaeren, Georges Rodenbach en Maurice Maeterlinck. Hij vertaalde ook Charles Baudelaire, Gérard de Nerval en George Trakl. In 2010 verscheen van zijn hand een vertaling van de reisessays van Stefan Zweig, Journeys. Verder vertaalde hij Rilke in Paris van Maurice Betz (2012), Nietzsche van Stefan Zweig (2013) en Jospeh Roths On the End of the World (2013). Sporadische vertalingen, maar ook gedichten, essays en recensies, verschenen in allerlei Britse en Ierse kranten en tijdschriften. Stone verblijft in maart 2016 in de schrijversflat van PEN Vlaanderen.
Stone publiceerde totnogtoe twee bundels; zijn derde bundel The Sleepwalkers verschijnt later deze maand. Zijn eerste bundel Glaciation (2007) werd bekroond met de Glenn Dimplex Award for Poetry. Eerder gaf Stone zijn gedichten uit in privé-beheer begeleid van zijn foto’s. Zijn tweede bundel Drawing in Ash verscheen in 2011.
Stone komt in de PENflat verder werken aan een reeks essays over Belgische steden of, in de woorden op zijn website http://willstonepoet.wordpress.com : “a ground breaking book about Belgium, focusing on lesser known aspects of its culture, history and landscape”.
Hierbij een fragment uit zijn Oostende-essay (verschenen in Gierik nr.116, 2012)
“Ja, Oostende is slechts een segment van de Belgische kust, de meest rampzalig volgebouwde kust van Noord-Europa, zoals bijna alle Belgen mistroostig zullen beamen. Pluspunt is dat het Belgische kustpad blijkbaar de ideale rustplaats is voor een miljard perfect op één lijn geplaatste beige tegels, waarop Vlaamse en Nederlandse dames graag komen fietsen, gracieus rechtop, met een verfrissende zeebries op hun gezicht. Om hen te achtervolgen met de minste inspanning neem je het best de tram, die al meer dan een eeuw rustiek voortrolt en tegenwoordig zachtjes gonst over z’n sporen net achter de duinen van Vlaanderen. De Kusttram, ontworpen in 1885 en met z’n 68 km de langste ter wereld, rijdt van het kustdorp De Panne in het zuiden bij de Franse grens naar Knokke-Heist, op een steenworp van Nederland in het noorden. Tijdens deze rit met 70 haltes zijn er een paar stukken ongerept duinlandschap, maar het grootste deel wilde natuur werd de laatste decennia veroverd door monolithische, rechthoekige blokken vakantieflats. (…)
D[i]e monsterachtige sarcofagen van de geest staan resoluut tussen het heen en weer gelaveer van de ijverige tram en de immense zanderige uitgestrektheid van de kust. Deze muur van beton drijft uitdagend de spot met de bewegingsvrijheid van de oceaan en doet de verzinkende restanten van de bunkers van Hitlers Atlantik Wall in de onmiddellijke omgeving verbleken als zielige voorlopers.
Vanop de vlugge en bijna geluidloze tram raak je gehypnotiseerd door deze onbeschaamde, functionele gebouwen, waar bovenin op een nauw balkon een naar de zon verlangend koppel de krant leest, omsloten door schermen van mat glas. Terwijl er op een ander balkon een enkeling staat, afgetekend tegen de onmetelijke grijze zee van beton: een man die tevreden de situatie voor en beneden hem overschouwt, de drukke straat en de parkings, mensen die zich hebben verzameld rond een mobiel drankkraam. Zie hier de zorgzaam geoliede, professioneel gebruinde 21ste eeuwse mens in z’n spannende zwembroek, handen op de heupen. Hij heeft de wilde kustlijn aan zich onderworpen en deze zich onbegrensd toegeëigend voor z’n arglistige vrijetijdsbesteding.”