‘De onzichtbare kooien zijn overal rondom ons’

Ontmoeting met Burhan Sönmez.

PEN-bestuurslid Alicja Gescinska praatte met Burhan Sönmez over de uitdagingen die hij als voorzitter van PEN International aangaat. Hij had het ook over subtielere vormen van beknotting, zoals de permanente bewakingssamenleving, big tech en fake news.

Ook de klimaatcrisis vormt een bedreiging voor vrije meningsuiting, PEN moet hier bekommerd om zijn. Het volledige interview vindt u hieronder.

‘De onzichtbare kooien zijn overal rondom ons’

‘Tot het moment dat ik de trein moet halen, ben ik volledig in je handen. Maar laten we niet te veel over Turkije praten.’ Na een eerste begroeting zijn het zowat de eerste woorden van Burhan Sönmez. De Turks-Koerdische schrijver heeft een ambivalente verhouding met zijn geboorteland; er is liefde, maar er zijn ook blijvende wonden.

Sönmez werd in september verkozen tot voorzitter van PEN International. Als kersverse voorzitter reist hij nu vooral rond om verschillende PEN-centra en de mensen daar beter te leren kennen. Zo kreeg ook ik, als PEN-bestuurslid, de kans om Sönmez uitgebreid te spreken. Al wandelend door Antwerpen ontvouwde zich een gesprek over onze toekomst en de uitdagingen waar de wereld en PEN International voor staan.

PEN is een organisatie die zich wereldwijd inzet voor vrije meningsuiting, en opkomt voor schrijvers die bedreigd, berecht, vervolgd of opgesloten zijn. De organisatie kon zich bijna geen betere voorzitter toewensen, een ervaringsdeskundige: een schrijver die aan den lijve heeft ondervonden wat beknotting met een mens kan doen. Toen hij als jonge mensenrechtenadvocaat zijn landgenoten probeerde te helpen, werd hij zelf slachtoffer van foltering en mishandeling. In 1996 werd hij op straat in elkaar geslagen en voor dood achtergelaten. ‘Wat de daders echter niet wisten, was dat God over mij waakte.’ En dus werd Burhan Sönmez net op tijd gevonden. Het vergde zeven (!) jaar en talloze ziekenhuisverblijven in verschillende landen om te herstellen van zijn verwondingen (onder andere een complexe schedelbreuk). Hij werd daarbij gesteund door Holloway Freedom from Torture, een organisatie die slachtoffers van folteringen psychisch en praktisch bijstaat. Sinds vele jaren woont hij in Cambridge, en verdeelt hij nu zijn tijd tussen Engeland en Turkije.

‘Door wat ik heb meegemaakt, ben ik een optimist. Ik leef nog, dat betekent dat ik kan blijven spreken.’ Bij de huidige situatie in Turkije wil hij niet te lang stilstaan. Hij wil praten over het echte gevaar voor de toekomst. En dat is niet Erdogan. ‘Erdogan is uitgespeeld. Nog twee jaar hoogstens, en dan is het voorbij. De oppositie staat sterk en de volgende verkiezingen haalt hij het niet. Niet dat het daarna rozengeur en maneschijn zal zijn in Turkije, maar beterschap is op komst.’

Hoopvol

Niet als een blinde optimist, maar met de blik van een hoopvolle realist kijkt Burhan naar de ontwikkelingen in zijn geboorteland: niet rooskleurig, maar evenmin zwartgallig. De hoop van de realist wordt vooral gevoed door een nieuwe generatie van kunstenaars, schrijvers en betrokken burgers die moedig zijn en die zich steeds duidelijker uitspreken. De politieke realiteit in Turkije laat zich dus deels begrijpen als een generatieconflict. En het is de jongere generatie die daarbij de wind in de zeilen heeft.

Het ergert Burhan merkbaar dat daar in het Westen weinig aandacht naar uitgaat, alsof er een homogene, monolithische Turkse mentaliteit is; alsof alle Turken fanatiek achter Erdogan staan, of hem slechts lijdzaam ondergaan. Het beeld dat van Turkije opgehangen wordt is vaak te eenzijdig. ‘We zijn een groot, uitgestrekt land. Uiteraard is er verdrukking, en worden er te veel vrijheden beknot. Er is duisternis, maar er is ook licht. En dat licht begint feller en feller te schijnen. Met dank aan de jongere generatie.’

Niet enkel in Turkije bedreigt een repressief regime te veel burgerlijke, artistieke en intellectuele vrijheden. Vrijheid is nooit een permanente gegevenheid, zij kan steeds weer verloren worden. Elk jaar duiken nieuwe crises op. De situatie in Wit-Rusland baart Burhan nu grote zorgen. Ook Myanmar, waar het de voorbije maanden van kwaad naar erger is gegaan, is een grote bezorgdheid voor de PEN-voorzitter.

Precair

Maar het grootst is zijn bezorgdheid om een andere globale tendens. Ook in landen zonder autocratische leiders zijn vele vrijheden precaire verworvenheden. In de meeste landen is het niet meer de staat die de grootste bedreiging vormt voor burgerlijke vrijheden. De echte bedreiging ziet Sönmez niet in expliciete verdrukking, maar in subtielere vormen van beknotting: de permanente bewakingssamenleving, big tech en fake news. Voortdurend is er de dreiging van manipulatie en van ongewilde monitoring.

‘Veel mensen weigeren om gevaccineerd te worden, uit angst dat er iets in hun aderen gespoten zal worden, in het slechtste geval een chip om hun te traceren. Maar waarom zouden ze dat doen? Ze kunnen ons nu al traceren via onze bankkaart en onze mobieltjes. Ik weet zelf nog niet wat ik morgen ga doen, maar de bank weet wel al hoe vaak ik mijn bankkaart zal gebruiken de komende dagen.’

Volgens Sönmez is daarmee meer dan onze privacy of individuele vrijheid bedreigd. De waarheid – het streven naar, en spreken in waarheid – delft het onderspit. ‘Waarom al die camera’s, overal waar we ons bewegen in de publieke ruimte? Voor onze veiligheid?’Het zijn vragen die wij ons moeten durven stellen, vindt Sönmez, want als bedrijven en multinationals onze smaken en voorkeuren kennen, dan is het nog maar een kleine stap om ook onze politieke voorkeuren en ideeën te bepalen. En waar is er dan nog sprake van vrijheid van denken en spreken?

Al wandelend door de straten rond het Theaterplein praten we verder: hoe Netflix onze voorkeuren kent, en ons met beangstigende precisie nieuwe reeksen voorschotelt die aansluiten op onze smaak; hoe in China bewakingscamera’s filmen wat je koopt, eet en drinkt. Ik denk aan een reportage waar mensen geen huurwoning kregen, omdat ze volgens camerabeelden te veel alcohol consumeerden. Ik vraag Sönmez of hij denkt dat we hier in Europa iets dergelijks kunnen meemaken: dat je bijvoorbeeld geen huurwoning krijgt, of je je niet mag aansluiten bij een of andere vereniging omdat je kritische boeken leest, of iets anders doet in je vrije tijd dat de machthebbers niet aanstaat.

Verknechting

‘We moeten daar waakzaam voor zijn. De onzichtbare kooien zijn overal rondom ons. Er wordt nu niet gezegd: dit mag je niet doen. Nee, nu ligt het gevaar in de woorden doe dit of dat, kijk naar dit en dat, want dat zal je leuk vinden. En zo worden we verdoofd, we vergeten waar het werkelijk om draait, omdat we ons amuseren.’ Verknechting door middel van vertier; de linkse denkers van de Frankfurter Schule, zoals Theodor Adorno, waarschuwden daar vele decennia geleden al voor.

Sönmez haalt de grote dystopische romans van de vorige eeuw aan om zijn punt te maken. Van George Orwells 1984, zo stelt Sönmez, hebben we geleerd wat de staat met de mens kan doen, hij schreef over de fysieke beknotting van de mens. Maar Aldous Huxley leerde ons in zijn roman Brave New World dat er soms zelfs geen sprake hoeft te zijn van fysieke beknotting om de mens toch volledig te verknechten. ‘Je hoeft geen geweld of bedreiging te gebruiken om de mens in de pas te laten lopen: genot en plezier volstaan al.’

Ook wanneer andere thema’s in ons gesprek aan bod komen, blijkt dat Burhans bekommernis om de vrijheid van denken en spreken niet in de eerste plaats gevoed wordt door repressieve regimes. We moeten volgens hem meer oog hebben voor onderliggende problemen die vrijheidsbeknottend zijn. In armoede en wereldwijde ongelijkheid ziet hij een groot gevaar voor de vrijheid van denken en spreken. ‘Elke nacht gaat er een miljard mensen met honger naar bed, terwijl de helft van de wereldwijde rijkdom in de handen is van een zeer kleine economische elite. Dat is een onderliggend probleem voor de vrijheid van die hongerige mensen. Het is niet mijn taak om dat probleem op te lossen. Maar als PEN-voorzitter zie ik het wel als mijn taak om de relatie tussen armoede en onvrijheid te bespreken, en op de agenda te zetten.’

Klimaat

Dat geldt niet enkel voor armoede en onvrijheid, maar ook voor wat misschien wel de grootste uitdaging voor de wereld vormt: de klimaatsverandering. Over klimaatsverandering is al oeverloos veel inkt gevloeid, maar slechts weinigen doen wat Burhan doet. Hij legt expliciet de link tussen klimaatsverandering en de kerntaak van PEN: de link tussen klimaatsverandering en de vrijheid van denken en spreken voor alle betrokken burgers. Door de klimaatsverandering verwacht hij dat die vrijheid steeds meer onder druk zal komen te staan door nog meer ongelijkheid, nog meer armoede, nog meer repressieve regimes. Daarom is het ook de taak van PEN om mee aan de klimaatkar te trekken.

‘De grote vervuilers, de machtige bedrijven, de grote landen: ze beloven wel veel, maar ze doen te weinig. Voor de camera houden ze een mooi praatje, zoals in Glasgow, maar dan volgt er te weinig. We moeten hen tot concrete, ingrijpende daden dwingen. In de eerste plaats door de waarheid onder ogen te durven zien en te durven spreken: onze toekomst staat op het spel.’

Het is de taak van de schrijver om de grote, globale uitdagingen aan te kaarten en aan te vechten. Het lijkt soms een onmogelijke, ongelijke strijd. Maar de schrijver heeft een belangrijke bondgenoot, vindt Sönmez: time is on our side. ‘De tijd verloopt niet voor iedereen gelijk. Een overheid kan van de ene dag op de andere beslissen om mijn vrijheid te ontnemen, omdat ik iets gezegd heb. Op korte termijn trekken zij aan het langste eind. Maar op lange termijn is het anders.

De tijd zal ons gelijk geven. Het is belangrijk om te blijven spreken; dat is onze rol als schrijvers. Intellectuelen zijn door de eeuwen heen een luis in de pels van de autoriteiten. Socrates is daar het prototypische voorbeeld van. Tijdens zijn berechtiging nam hij duidelijk stelling en keerde hij zich tegen de gevestigde orde en moraal. Hij werd gedood, en toch blijven we over hem spreken. Socrates is nog steeds onder ons. Op lange termijn trekken wij, schrijvers en denkers, aan het langste eind.’