Uitgeven. Een instabiel traject

Ahmedur Chowdhury (Tutul) verbleef een half jaar in onze PEN-flat. We publiceren hier zijn essay ‘Uitgeven. Een instabiel traject’ over zijn ervaringen als uitgever in Bangladesh. Het is een boeiende weerslag van zijn strijd voor het vrije woord. De vertaling werd verzorgd door PEN-vrijwilligster Ine Pisters.

Ik kan niet anders, ik moet dit stuk beginnen met een gebeurtenis die ik het liefst wil vergeten. Telkens als ik over uitgeven praat of schrijf, komt de herinnering aan dat moment in volle kracht weer boven. Hoe graag ik het ook uit mijn geheugen zou willen wissen, het lukt me niet. Zaterdag 31 oktober 2015.

Het jaar 2015 was een verschrikkelijk jaar in Bangladesh. Schrijvers en bloggers werden brutaal door radicale islamisten aangevallen en met machetes bewerkt. Schrijvers die bij Shuddhashar publiceerden, werden vermoord. Ik ben vrienden verloren. Ik ontving de ene bedreiging na de andere omdat ik opkwam voor onconventioneel en kritisch denken en dergelijke teksten publiceerde. Mijn leven werd waanzinnig turbulent. Om me te beschermen tegen mogelijke agressie doorbrak ik mijn dagelijkse routine qua bezigheden en communicatie. Regelmatig diende ik klacht in bij het nabijgelegen politiebureau en vroeg ik hen om mij en mijn schrijvers te beschermen. Maar uiteindelijk hebben we het onvermijdelijke onder ogen moeten zien.

Nu ik op middelbare leeftijd ben, kijk ik terug. Ik herinner me hoe boeken als het ware mijn beste vrienden zijn geworden, ik herinner me wanneer en hoe mijn interesse in lezen begon. Ik werd geboren en groeide op in Sylhet in Bangladesh. Als kind had ik naast de schoolboeken slechts beperkt toegang tot literatuur, maar ik las wel kranten. Ik was de jongste thuis. Mijn broers en zussen verhuisden, vonden werk in andere steden en vestigden zich er, ieder met een eigen gezin.

Ik herinner me hoe boeken als het ware mijn beste vrienden zijn geworden, ik herinner me wanneer en hoe mijn interesse in lezen begon.

Op een dag, toen ik in klas 7 zat, vond ik een stapel boeken in een kast: Jawaharlal Nehru’s Glimpses of World History, Abul Mansur Ahmeds Amar Dekha Rajneetir Ponchash Bochor (The Fifty Years of Politics I Witnessed), Shankar’s Chowrangi, Falguni Mukherjee’s Shap Mochon (Elimination of the Curse) en een Engelse versie van Das Kapital (met de titel in blauw op een witte achtergrond op de cover), en vele andere titels. Ik las boeken waarvan ik de inhoud toen niet altijd begreep. Mijn belangstelling groeide. In 1985 werden via Bangladesh Television (tv-kanaal in handen van de overheid), veel films uit Zuid-Aziatische landen vertoond, naar aanleiding van de eerste SAARC-top (South Asian Association for Regional Cooperation) in Dhaka. Ik voelde me teleurgesteld wanneer ik de indruk had dat een boekverfilming het originele werk niet correct weergaf. Zo vond ik de film Shap Mochon tegenvallen.

Toen ik in klas 8 zat, zag ik een aankondiging van een boekenbeurs in de VIP-galerij van het Sylhet Stadium waar diverse stadsscholen kraampjes werden toegewezen. Aan leerlingen werd gevraagd boeken van thuis mee te brengen om er tentoon te stellen. Vol enthousiasme bracht ik een heleboel boeken mee zonder iemand hiervan op de hoogte te brengen. Ik had zelfs het grootste aantal boeken meegebracht. Hoewel mijn school een goede reputatie en heel wat financiële middelen had, beschikte ze in mijn tijd niet over een bibliotheek, maar ze was de eerste die een dergelijke ‘tentoonstellingswedstrijd’ voor boeken organiseerde. Ik kwam op tijd aan voor mijn eerste boekenbeurs en zag dat er op mijn boeken een etiket met de naam van de school zat. Dat baarde me grote zorgen. Wat zou ik mijn ouders vertellen? Naast de gymzaal stonden kraampjes met publicaties van diverse uitgevers uit Dhaka. Ik kocht een boek met gebundelde essays over de poëzie van Borhanuddin Khan Jahangir. De titel ben ik vergeten, maar ik herinner me dat ik het een complex boek vond. Het werd onderdeel van mijn groeiende boekencollectie die ik bewaarde in een oude koffer uit hert huis van mijn ouders.

Wanneer ik terugkijk op die tijd overvalt me een vreemd gevoel. Mijn familie was een doorsnee conservatieve familie in Bangladesh. De kennismaking met literatuur opende een deur naar nieuwe werelden. Met Lady Chatterley’s Lover van D. H. Lawrence en Khelaraam Khele Ja (Blijf spelen, Khelaraam) van Syed Shamsul Haq ontdekte ik beschrijvingen van seksueel verlangen en seksuele ontmoetingen. Toen ik die boeken uitgelezen had, wist ik niet waar ik ze moest laten. Het was onwaarschijnlijk dat mijn ouders mijn hutkoffer of lades zouden openen, maar toch maakte ik me zorgen. Dus verbrandde ik de twee boeken. Achteraf dacht ik vaak na over die reactie, en over mijn mentale gesteldheid in die tijd. Ik dacht na over de sociale druk die maakte dat ik het niet aandurfde deze boeken in huis te hebben. Het ging om sociaal-religieuze taboes, en die maakten me bang.

Ik dacht na over de sociale druk die maakte dat ik het niet aandurfde deze boeken in huis te hebben. Het ging om sociaal-religieuze taboes, en die maakten me bang.

Voordat ik mijn school afmaakte, gaf ik met vrienden een ‘muurtijdschrift’ uit: we plakten vellen papier met gedichten, moppen en andere teksten tegen de muur. Het heette ‘Basanti’ omdat het in de lente werd uitgegeven. Vanwege allerlei gedoe op school was het niet mogelijk er elk seizoen een uit te brengen. Eenmaal aan de universiteit leerde ik de voor mij nieuwe wereld van de ‘kleine tijdschriften’ kennen die me met nieuwe ideeën in aanraking brachten. Buiten de reguliere partijdige en academische publicaties om fungeren kleine magazines als een nuttig platform voor jonge schrijvers en lezers om politieke en filosofische teksten beter te begrijpen. Een platform voor het experimenteren met vormen en genres, en een platform voor het schrijven zonder censuur.

In deze context evolueerden mijn persoonlijke en politieke belangstelling en werd mijn blik verder verruimd. Ik bevrijdde me van beperkende religieuze overtuigingen. Ik bestudeerde monotheïsme, transcendentalisme en blind geloof. Ik kan deze tijd het beste beschrijven met deze zin van Rabindranath Tagore: ‘My liberation is radiance in the horizon’ (Mijn bevrijding is de straling aan de horizon).

In mijn eerste jaar aan de universiteit kwam het idee van een magazine als een rusteloze bij in mijn hoofd rondzoemen. Ik keek ernaar uit om gelijkgestemden te ontmoeten en ideeën en gedachten uit te wisselen. Van de talloze kleine tijdschriften die verschenen in de stad waar ik toen woonde, vond ik er geen enkele echt relevant.

Het eerste nummer van ons tijdschrift Shuddhashar (Vrije Stem) verscheen in december 1990, vlak na de val van het militaire bewind van generaal Ershad. Het was een tijd van grote sociaal-politieke veranderingen, jongeren droomden van een ommezwaai op elk gebied. Schrijven werd een middel om de wereld te begrijpen en in verandering te durven geloven. We noemden ons initiatief de Little Magazine Movement, een soort filosofische school, met een grote betrokkenheid waar het ging om menselijkheid, rechtvaardigheid en gelijkheid. Dit gevoel, deze toewijding, inspireerde ons om vervolgens ook boeken uit te geven onder de vlag van Shuddhashar. Als uitgever van boeken debuteerde Shuddhashar op de Ekushey Book Fair in februari 2004, georganiseerd door Bangla Academy.

In Bangladesh had je in die tijd nauwelijks uitgeverijen met interesse in boeken die religieuze onverdraagzaamheid en sociale taboes op de korrel namen. Shuddhashar ging de uitdaging aan om controversiële werken van opkomende schrijvers uit te geven en deze trend sloeg later ook over naar andere uitgeverijen. Shuddhashar publiceerde ook boeken in vertaling die zelfs door kieskeurige lezers positief werden ontvangen. Eigenlijk hebben we met deze uitgeverij onze anti-establishment Little Magazine Movement voortgezet.

Ik zette dus voet aan wal in de uitgeverswereld zonder enige formele opleiding of training op dit gebied, en louter varend op een instinctief kompas. Ik wist dat anderen op dezelfde manier waren begonnen. In Bangladesh kon je toen nergens het uitgeversvak leren, en zelfs vandaag zijn er maar een paar basiscursussen voorhanden, via particuliere initiatieven. Er waren geen richtlijnen, geen regels, geen officiële uitgeversverenigingen, geen normen voor redactiewerk of vertalingen, alleen chaos en corruptie. In deze anarchie probeerde ik een plek te vinden voor Shuddhashar, om experiment en kritisch denken te promoten. Shuddhashar was in deze uitdagende omgeving revolutionair. Van 2004 tot oktober 2015 publiceerden we meer dan duizend boeken – romans, bloemlezingen, non-fictie en vertalingen – van zowel jonge als gevestigde schrijvers. Veel boeken wonnen prijzen. Avijit Roy’s boek Homoseksualiteit was het eerste boek in de Bengaalse taal over homoseksualiteit. Via deze publicatie raakte ik verbonden met de queer gemeenschap waarover ik tot dan toe weinig wist.

Shuddhashar was in deze uitdagende omgeving revolutionair. Van 2004 tot oktober 2015 publiceerden we meer dan duizend boeken – romans, bloemlezingen, non-fictie en vertalingen – van zowel jonge als gevestigde schrijvers.

Shuddhashar was een veelbelovende uitgeverij die zich buiten de gebaande paden begaf. Tussen 2013 en 2015 besloten we ons te specialiseren in het uitgeven van politieke en kritische boeken. Het was een periode van politieke onrust in Bangladesh, dus ik wachtte het juiste moment af. We beseften toen niet dat we onze plannen ergens anders hadden moeten waarmaken. Wat we wél wisten en verwachtten, was dat ons werk niet door iedereen geaccepteerd zou worden. Maar ik had nooit gedacht dat we vervolgd zouden worden. Na acties van de jeugdbeweging Gonojagoron Moncho in 2013 is de situatie geëscaleerd, en volgde een aaneenschakeling van onwaarschijnlijke gebeurtenissen. Gonojagoron Moncho eiste de doodstraf voor leden van Jamaat-e-Islami die actief hadden deelgenomen aan de genocide tijdens de bevrijdingsoorlog in Bangladesh in 1971. Als reactie werd een lijst van ‘atheïstische’ bloggers in de kranten gepubliceerd en begon het gerichte moorden. Schrijvers werden vermoord, één voor één. Ook twee schrijvers van Shuddhashar, Avijit Roy en Ananta Bijoy, werden vermoord. Velen werden vanwege de bedreigingen gedwongen onder te duiken.

Ik herinner me de middag van de noodlottige dag, 31 oktober 2015. De dag was rustig en stil begonnen. Ik had ’s ochtends een licht ontbijt genuttigd. Mijn vrouw was van plan een lunch klaar te maken voor mij en twee van mijn vrienden, Ranadipam en Tareq. Mijn vrienden werden vaak uitgenodigd om bij ons thuis te komen eten. Voordat mijn vrouw me daarover wilde bellen, kreeg ze een telefoontje van een van onze kantoormedewerkers die haar op de hoogte bracht: er was tegelijk een aanslag gepleegd op de kantoren van twee uitgeverijen: Jagriti en Shuddhashar. Faisal Abedin Deepan, eigenaar van Jagriti, werd gedood. Zelf heb ik de agressie, met zeer zware verwondingen, overleefd. Dat de twee vrienden op dat moment op kantoor waren en dat zij zich hevig hebben verzet, is mijn redding geweest. Ook zij raakten ernstig gewond. Het gruwelijke lot van Deepan is ons bespaard gebleven. Maar mijn wereld stuikte in elkaar.

Er werd een lijst van ‘atheïstische’ bloggers in de kranten gepubliceerd en toen begon het gerichte moorden. Schrijvers werden vermoord, één voor één.

Toen ik weer bijkwam, had ik een verband om mijn hoofd en aangezicht. Ik lag in een ziekenhuisbed en zag mensen om me heen staan. Mijn familie en vrienden thuis wachtten angstig af. Ik liet hen weten dat ik niet zou stoppen met publiceren. Journalisten kwamen me interviewen en een aantal van mijn uitspraken werd toen geciteerd in praatprogramma’s op tv. Die woorden klinken nog na in mijn hoofd.

Na mijn terugkeer uit het grensgebied van de dood, spookte één gedachte voortdurend door mijn hoofd: hoe kan ik activiteiten van Shuddhashar voortzetten en ideeën over culturele diversiteit, gelijkheid, democratie, vrijdenken en vrije meningsuiting blijven promoten. Toen ik in het ziekenhuis lag, was ik ervan overtuigd dat ik een manier zou vinden om deze ideeën in Bangladesh levend te houden. Ik was vastbesloten om niet toe te geven aan de angst en het geweld die deze idealen bedreigden en ik was er in elke vezel van mijn wezen van overtuigd dat Bangladesh – de jonge generatie, de ontluikende intellectuelen en de diverse bevolking – net deze idealen het hardst nodig had. Het was ook in Bangladesh dat ik me het meest op mijn plaats voelde, ik begreep de ingewikkelde codes van deze samenleving en het politieke systeem, de normen en verwachtingen van de bevolking – de druk, de angsten, de hoop, de dromen.

Na mijn terugkeer uit het grensgebied van de dood, spookte één gedachte voortdurend door mijn hoofd: hoe kan ik activiteiten van Shuddhashar voortzetten en ideeën over culturele diversiteit, gelijkheid, democratie, vrijdenken en vrije meningsuiting blijven promoten.

Maar ik werd me ook bewust van de politieagenten die bij mijn kamer stonden en ik realiseerde me hoe beperkt de bescherming was die ze konden bieden. Het drong tot me door dat niet alleen ik maar ook mijn familie nog steeds gevaar liep. Ik wist dat er geen bodyguards zouden zijn in ons dagelijks leven, wanneer ik weer aan het werk zou gaan, mijn kinderen naar school zouden gaan en mijn vrouw boodschappen zou gaan doen. Mijn familie overtuigde me om het land te verlaten. Het was een van de moeilijkste beslissingen in mijn leven, maar ze hadden gelijk, het was onmogelijk om in ons eigen land te blijven wonen.

Door de aanslag van 31 oktober 2015 werd Shuddhashar gedwongen haar activiteiten in Bangladesh stop te zetten. Jagriti en andere uitgeverijen werden gecensureerd en mochten geen ‘controversiële’ boeken meer publiceren. Ook om andere redenen werd de situatie voor vrijdenkers, secularisten en anti-establishment schrijvers toen nog moeilijker. Zo werden bijvoorbeeld ‘atheïsten’ verdacht gemaakt die zich in hun teksten tegen de islam keerden; men suggereerde dat ze een reden zochten om asiel te kunnen aanvragen in andere landen. In mijn geval, en in het geval van Shuddhashar, kon deze verdachtmaking niet verder van de waarheid liggen.

Jaren voordien, in 2011, in een tijd dat het niet gevaarlijk was om boeken te publiceren over antireligieuze en maatschappelijke taboes, sprak ik de volgende welkomstwoorden ter gelegenheid van de jaarlijkse reünie van auteurs, lezers en weldenkende burgers, georganiseerd door Shuddhashar in de Dhanmondi Gallery in Dhaka:

Wanneer je de publicatielijst van Shuddhashar doorneemt, kun je vaststellen dat Shuddhashar, in een voor uitgevers steeds competitievere wereld, altijd enorme risico’s heeft genomen. Shuddhashar heeft het motto ’to inspire, not to impress’ niet zomaar geadopteerd om mee te pronken, maar omdat we er letterlijk werk van willen maken om grote groepen mensen in Bangladesh de ogen te openen.

Het denken van een hele natie wakker schudden is een immense opgave, en krijg je niet door louter boeken te publiceren gerealiseerd. Shuddhashar is zich echter volledig bewust van haar verantwoordelijkheden. Op de boekenbeurs heeft Shuddhashar van 2004 tot 2011 geprobeerd een standaard te zetten door 325 boeken te publiceren. Shuddhashar selecteert elk manuscript op de progressieve ideeën die het al dan niet verwoordt – ideeën over een democratische, niet-sektarische en moderne samenleving of natie. Shuddhashar gelooft niet in een quotum voor jonge schrijvers, maar kan wel met trots zeggen dat hun jonge schrijvers de belangrijkste auteurs zijn omwille van hun literaire kwaliteit. In de afgelopen jaren heeft Shuddhashar een aantal boeken gepubliceerd over gevoelige onderwerpen zoals religie, filosofie, seksualiteit, enzovoort. Ze zijn nu al overal in het land in trek bij lezers die op zoek zijn naar kennis. Shuddhashar is hierdoor overweldigd en zich tegelijkertijd bewust van de uitdagingen die nog voor ons liggen.

De omvang van de uitdagingen heb ik echter niet zien aankomen. In 2011 kon ik me de moorddadige acties die zouden volgen niet voorstellen. In die tijd beschouwde ik Shuddhashar niet echt als zo’n riskante onderneming. Misschien heb ik de gevaren die op de loer lagen niet goed ingeschat.

Toen ik Bangladesh verliet, nam ik mijn dromen en doelstellingen met me mee. Ik nam Suddhashar met me mee.

Tekst: Ahmedur Chowdhury

Vertaling uit het Engels: Ine Pisters

Oorspronkelijke tekst gepubliceerd in

Bio

Ahmedur Chowdhury, bekend als Tutul, is een uitgever, schrijver en redacteur uit Bangladesh. In 1990 startte Chowdhury de redactie en publicatie van Shuddhashar FreeVoice, een tijdschrift dat al snel een platform werd voor jonge en onconventionele schrijvers in Bangladesh. In 2004 begon Chowdhury zijn eigen uitgeverij in Dhaka onder dezelfde naam, waar hij voornamelijk werk van progressieve schrijvers uit Bangladesh publiceerde. In 2013 kreeg de uitgeverij de Shaheed Munir Chowdhury Award voor het uitgeven van het hoogste aantal kwaliteitsboeken in Bangladesh. Ze werd beschouwd als een van de belangrijkste uitgeverijen van het land.

In oktober 2015 was Chowdhury het slachtoffer van een gecoördineerde aanval met machetes op uitgevers van seculiere auteurs. Chowdhury had doodsbedreigingen ontvangen van islamisten en was een van de belangrijkste doelwitten van de aanval. Ondanks deze bedreigingen bleef Chowdhury publiceren, waaronder boeken van Avijit Roy, die al in februari 2015 was vermoord.

Chowdhury leeft momenteel in ballingschap in Noorwegen, waar hij Shuddhashar FreeVoice opnieuw heeft opgestart als online platform en non-profitorganisatie. Het vlaggenschip van Shuddhashar FreeVoice is zijn driemaandelijks thematisch tijdschrift, dat zich richt op diverse hedendaagse maatschappelijke, politieke en culturele kwesties. Het bevat artikels van internationale onderzoekers, denkers en auteurs.

In 2022 keerde Chowdhury terug naar de uitgeverij met nieuwe e-books en gedrukte boeken, waaronder twee boeken die in het Noors zijn vertaald.

Hij was gastspreker in verschillende programma’s / universiteiten, waaronder het Oslo Freedom Forum ( Oslo, Noorwegen); de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (Genève); de Universidad Francisco Marroquín (Guatemala); de Furman University (Greenville, South Carolina); Augsburg University (Minneapolis); Universiteit van Oslo. Hij nam deel aan het Salzburg Global Seminar en het PEN Belgium’s Writers Fellowship Program.

Chowdhury’s werk en zijn moed werden bekroond met verschillende prijzen en erkenningen, waaronder de Ossietzky Prize van PEN Noorwegen (2018), de Prix Voltaire van de International Publishers Association (shortlist nominee, 2018), de International Freedom to Publish Award (finalist, 2016), de American Publishers Association’s Jeri Labor International Freedom to Publish Award (2016) en de PEN Pinter International Writer of Courage Award (GB, 2016).