Volgende week verschijnt bij De Geus Ik heb geen vijanden, ik ken geen haat van de opgesloten Chinese auteur en mensenrechtenactivist Liu Xiaobo. De krachtige titel is afkomstig uit de verklaring die hij in de rechtbank uitsprak, twee dagen voor het vonnis dat hem tot elf jaar gevangenisstraf veroordeelde naar aanleiding van een manifest voor de democratisering van China, dat door de Communistische Partij werd samengevat als ‘aanzetten tot omverwerping van de staat’. De gevangenisstraf verhinderde Xiaobo in 2010 zijn Nobelprijs voor de Vrede op te halen.
Het boek biedt een overzichtelijke kijk op de Chinese geschiedenis, vooral die vanaf 1989, toen de auteur zelf een van de ‘vier edelen van Tian’amen’ was en meer hoop had dan later, zo lijkt het vaak, al verschilt die hoop sterk per stuk.
Xiaobo doet herhaaldelijke pogingen om de ‘Chinese ziel’ te vatten. Hij ziet de Chinese mentaliteitsgeschiedenis als een voortdurend schipperen tussen zelfmedelijden en zelfoverschatting, een eeuwenlange opeenstapeling van minderwaardigheidsgevoelens die zich vandaag meer dan ooit uit in ultranationalisme, een samenhang die volgens mij ook buiten China opgaat, wat het lezen nog relevanter maakt.
In China floreren anti-Westerse gevoelens, gouden medaillekoorts en censuur. Het internet maakt mensen mondiger, maar zelfs intellectuelen lijken de blik bijna uitsluitend op de economische vooruitgang van het land te richten.
Nu en dan komt Xiaobo bevreemdend reactionair uit de hoek. Zo is hij in paniek over de laksheid omtrent voorhuwelijkse seks en ziet hij het lot van de mens als een gevolg van de zondeval. Dat hij Mian Mian over dezelfde kam scheert als een ‘schone schrijfster’ die met haar interviewers naar bed wil, is ongepast.
Mooi is dat het boek hoofdstukken bevat waarin we de worstelende man achter de heldhaftige verzetsstrijder leren kennen, bijvoorbeeld in de oudste bijdrage, geschreven vanuit een persoonlijke crisis op zijn achtentwintigste, over het drama van de weldoener – ‘Ik verfraaide mezelf met dit soort ingebeeld idealisme als verlosser van de wereld’ – en waarin hij zich ergert aan de manier waarop zijn voorbeeld, de Westerling, zich tegenover hem gedraagt. Persoonlijk en treffend is ook het kinderlijke gedicht ‘Liefste, mijn hondje is dood’, over een wandaad van zijn kille Maoïstische vader, die Xiaobo’s wereldbeeld voorgoed veranderde en het verlangen voedde steeds ‘oprecht, verantwoordelijk en waardig te zijn’, ook wanneer het hem, zoals nu, verboden wordt om te schrijven.
Annelies Verbeke
(Verscheen eerder in NRC)