Artikel van Iqbal Baraka, voorzitster van PEN Egypte

Iqbal Baraka, voorzitster van de Egyptische PEN, schreef het volgende artikel voor de in Cairo gevestigde krant Al Masry el Yom. Het vermoorden van de vrije meningsuiting Donderdag, 4 februari, 2011 De bestormers van het Al-Tahrirplein vorige woensdag waren geen burgers die voorstanders zijn van Mubarak, maar een handvol profiteurs van zijn macht, die kort voor het voetlicht kwamen terwijl ze de vrijheid genoten van het plunderen van de rijkdommen van de natie. Het waren geen mensen die achter de President stonden om zijn ambt verder te zetten, maar bendes gekocht door het omvergeworpen regime en naar conflictgebieden gestuurd om voor hen de botsingen voor hun rekening te nemen. Wie gaf hen de Molotovcocktails? Wie zette hen aan tot het vuren met echte kogels en het gebruiken van messen om burgers tegen te houden wiens enige fout was dat ze hun standpunt bekendmaakten en politieke hervormingen vroegen? Op de bloedige woensdag was het Al-Tahrirplein de arena van een worsteling tussen twee slachtoffers: de ‘haves’, de gegoeden, die protesteren tegen de politieke onderdrukking, corruptie en chaos, en de ‘have nots’, de armen, die protesteren tegen de steeds groter wordende sociale kloof. De oude Romeinen genoten ten tijde van de val van hun imperium van het gevecht tussen twee slaven die geen wrok tegen elkaar koesterden, maar die elkaar moesten doden, om zelf er niet het leven bij in te schieten. De Egyptische regering overtuigde in het verleden de veiligheidssoldaten – die uit de verste plattelandsgebieden kwamen, zonder mogelijkheden van opleiding of werk en een goed leven – dat de communistische en linkse gevangenen aan hun zorgen toevertrouwd niet in Allah geloofden en er naar streefden de Islam uit te roeien. Bijgevolg sloegen, stampten en ketenden de soldaten enkele van de meest integere intellectuelen van het land. In navolging van de Britse bezettingstheorie ‘Verdeel en heers’ verspreiden de volgelingen van het oude regime geruchten onder het gewone volk dat de mensen in de protestbeweging chaos en vernietiging over Egypte willen brengen. Zij weten maar al te goed dat de jongeren op Al-Tahrirplein opkomen voor een Egypte zonder armoede, onwetendheid en onrechtvaardigheid. In plaats van de handen in elkaar te slaan tegen de corrupte ambtenaren die gedurende drie decennia de rijkdom van het land plunderden, en rijke ondernemers en miljardair werden … in plaats van te luisteren naar de eerlijke stemmen in de vreedzame betoging, luisterden ze naar de ophitsende woorden van diegenen die voordeel hebben bij het voortzetten van het status quo. Ze hebben geld aangenomen om zelf arm te blijven, vernederd en voor altijd onwetend, en onder de leiding van een clique van de slippendragers van de ND-Partij herhaalden zij het scenario waarvoor ze getraind waren en waaraan ze deelnamen bij elke verkiezing: beledigingen, chaos en barbarij, onder voorbereide spandoeken en valse slogans die geen verband hielden met waar het werkelijk om ging en gaat. Een plakkaat met ‘Ja, Moebarak’ dat via satelliet wereldwijd werd getoond, liet de wereld de brutale agressie tegen de Egyptische jongeren zien. Dit deed afbreuk aan het beeld van Mubarak en deed het aantal opposanten tegen zijn gehandhaafd leiderschap toenemen, nadat hij bewezen had dat hij de orde in zijn land niet kon handhaven. Op een ander bord stond “Wij geven ons leven en onze ziel voor Moebarak”. Dat is niet langer een aanvaardbare leuze, omdat niemand zichzelf nog zou opofferen voor een president wiens ambtstermijn is verlopen. Duizenden jongeren mogen niet worden gedood of gekwetst een totalitair heerser. Deze manifestanten gedroegen zich als de beer die met een steen zijn eigenaar doodt om hem tegen een vlieg te beschermen. Agressie tegen wie protesteert en zorgvuldig een standpunt verwoordt is een aanslag op de basisbeginselen van de democratie. Inmiddels heeft de President zelf in twee toespraken de legitimiteit van de eisen erkend en beloofd die eisen ook in te willigen – ongetwijfeld een wijs en lovenswaardig standpunt. De nieuwe minister van binnenlandse zaken, Mahmoud Wagdy, had de betogers moeten beschermen. Hij had wijze mensen uit de oppositie moeten vragen hen te overtuigen een einde te maken aan hun sit-in na een ontmoeting met Eerste Minister Ahmed Shafik, die een gesprek met hen had toegezegd. Bovendien had men de zogenaamde ‘Pro-Moebarak’-mensen de toegang tot het plein moeten ontzeggen en hen naar andere locaties moeten leiden waar zij hadden kunnen betogen om hun mening te verkondigen. Dat is hun recht. Zij hebben echter niet het recht hun tegenstanders aan te vallen. Wanneer zullen wij de beginselen van de democratie leren? Wanneer zullen de staatslieden van dit land zich herinneren dat de geschiedenis geen genade kent jegens despoten en wie ermee onder één hoedje speelt. Wanneer zullen zij inzien dat de toekomstige generaties hen zullen veroordelen voor de misdaden die zij de voorbije dertig jaar begingen dertig jaar, toen zij het monopolie van de macht hadden? Zij zullen boeten voor wat vorige woensdag gebeurde. Wat sinds 25 januari gebeurde was een poging om de vrije meningsuiting te vermoorden. Maar die zal nooit sterven, Inshallah.