Elke dag leest u een van de negen teksten van Turkse auteurs over ‘Het Turkije waar ik van houd’. Sinds de mislukte staatsgreep in Turkije een jaar geleden is de vrijheid van meningsuiting in Turkije ernstig in gevaar. PEN Vlaanderen focust dit jaar dan ook op Turkije met het project ‘Een meervoud aan stemmen voor Turkije.’ Vandaag leest u de tekst van Birgül Oguz.
In sommige landen is de staat een uit de kluiten gewassen, prikkelbare en onbehouwen boeman: altijd hongerig en altijd zestien. Op de televisie, in de wandelgangen of op straat laat hij zich niet zien, maar binnenshuis blijft hij rondspoken en maakt met zijn logge lichaam van alles kapot; een boeman kortom. Bij ons thuis ging hij languit op de bank in onze woonkamer liggen en kwam hij jarenlang niet overeind. Ik herinner me dat hij op koele zomeravonden naar de gedekte tafels liep en een bal liet stuiteren tussen het fijne porselein. Dat hij graag jam knoeide op de bedden. Maar ondanks zijn hebbelijkheden, zijn aanhoudende terreur en zijn agressie waren we niet zo met hem bezig (er zijn immers betere en leukere dingen te doen in het leven, toch?). Hij daarentegen bemoeide zich tot vervelens toe met ons en dat doet hij nog steeds.
In Turkije hebben de mensen in de loop der jaren hun ziel, hun taal en hun eigenheid afgeschermd. Dat doen ze door ofwel te zeggen dat ze bang zijn om in het gezelschap van anderen en hun anders zijn te verkeren, ofwel door het te houden bij hun eenvoudige bestaan. Maar zelfs als mensen niets liever zouden willen, dan nog is afzondering niet menselijk.
Maar nu groeit er iets in de stilte van die taaie afzondering. Iets wat lijkt op een aanstekelijke, sardonische schaterlach die ieder moment kan uitbarsten. Iets wat lijkt op een ongeluk dat op zoek is naar een plek om te gebeuren. Misschien begrijp ik nu pas deze stille waakzaamheid die de hoop en de angst levend houdt, de waakzaamheid waar ik diep vanbinnen altijd van heb gehouden. Want in de angst en de hoop zitten de kracht en de moed om de onzekerheid over wat komen gaat en de vrijheid te omhelzen.
Toch is het moeilijk om te houden van een land waarvan de grenzen op de kaart zo krom, gespannen en willekeurig zijn. Het is moeilijk om van een land te houden waarin de mensen door te zwijgen medeplichtig zijn. Het is moeilijk om van een land te houden dat zijn mensen die hun leven op het spel zetten met hun verzet tegen rechteloosheid zo alleen laat staan. Maar het is ook moeilijk om niet te houden van het zelfbewustzijn en de waardigheid die tot wasdom komen in de vertwijfeling die de mens eigen is. Om niet van die menselijke onwetendheid te houden, en om dit alles niet te begrijpen.
Eigenlijk denkt een mens niet na over waar hij wel of niet van houdt als hij voelt dat hij op het punt staat uit te breken. Hij denkt na over wat er tevoorschijn zal komen op het moment van de uitbraak: over die vreemde kracht, verwarring en opwinding, over de vreugde die de ontmoeting met wat het meest angstaanjagend is eindelijk zal brengen.
Over de vreugde die zal uitbreken wanneer een mens zich opent voor het anders zijn van de anderen.
Vertaling: Sytske Sötemann
Birgül Oguz (1981) studeerde vergelijkende literatuur- en cultuurwetenschappen. Ze schrijft korte verhalen en essays, werkt als vertaalster, is docent tekstanalyse en Europese literatuur en publiceert in literaire tijdschriften en kranten. Haar roman Hah (2012) werd ook in het Nederlands vertaald als Ha! Ze was een van de winnaars van de literatuurprijs van de Europese Unie 2014.