door Isabelle Rossaert
De Keniaanse schrijver Ngũgĩ wa Thiong’o (1938) zat eind de jaren zeventig van vorige eeuw een jaar in de gevangenis, nadat hij een theaterstuk had geschreven dat revolutionair was omdat het de toeschouwers tot actieve betrokkenheid uitnodigde. Voorheen schreef Ngũgĩ in het Engels – hij was de eerste Oost-Afrikaanse schrijver die dat deed. In de gevangenis keerde hij terug naar zijn moedertaal, het Gikuyu.
Op de WIPC-conferentie in Lillehammer vertelde hij over wat het is om in ballingschap te leven.
‘De eerste vorm van ballingschap is die van de taal,’ zei hij. ‘Je moedertaal niet kunnen spreken, zelfs al woon je in je eigen land, is al een vorm van ballingschap.’
In het buitenland, zo vertelde hij verder, mis je de nabijheid van je eigen cultuur, de sociale sfeer van je thuisland, de grappen die er gemaakt worden, de geuren. Maar er zit ook iets verrijkends aan ballingschap. ‘Ballingschap heeft een grote impact op de geschiedenis. Het geeft je de mogelijkheid zaken van op een afstand, in een ander perspectief te zien.’
En wat heb je nodig, in je gastland, om je goed in je vel te voelen?’, wilde Grace Mutandwa, de Zimbabwaanse schrijfster die hem interviewde, weten. ‘Het is heel belangrijk om verbindingen te zien’, antwoordde Ngũgĩ. ‘Verbindingen met wat we hebben achtergelaten. Het gaat er niet alleen om je verbonden te voelen met de mensen, maar ook met je omgeving.’
Ngũgĩ wa Thiong’o , die door het leven gaat als een kanshebber voor de Nobelprijs voor Literatuur, heeft als belangrijk thema in zijn werk de onderdrukking van de taal, waar hij het boek Decolonising the Mind: the Politics of Language in African Literature over schreef. Waar hij ook over zijn gedachtegoed ging spreken, of het nu bij de Sami in Noord-Scandinavië was of de Maori in Nieuw-Zeeland, telkens weer ervoer hij hoezeer de mensen zijn verhaal, een verhaal over vernederd worden wanneer je je moedertaal sprak, herkenden. Hoe hij vandaag over taalpolitiek dacht, vroeg een Schot hem tijdens het vragengedeelte. ‘Ben je er voorstander van dat scholen lesgeven in de taal van de regio?’
‘Absoluut’, zei Ngũgĩ. ‘Een politiek van eentaligheid is de koolstofmonoxyde van de cultuur. Eentaligheid is verstikkend. Net meertaligheid is de zuurstof van de cultuur.’