ICORN-WIPC congres (8): Vrouwenkracht

door Isabelle Rossaert

Het was tijdens het interview met de Keniaanse schrijver Ngũgĩ wa Thiong’o. Ik zat toevallig naast Jennifer Clement, de voorzitter van PEN International en meteen ook de eerste vrouwelijke voorzitter in de bijna honderdjarige geschiedenis van PEN.

Ngũgĩ was net aan het vertellen over de vernederingen die zoveel mensen uit minderheden moeten doorstaan wanneer ze hun eigen taal spreken. Jennifer Clement gaf me een elleboogstootje en begon in haar handtas te rommelen. Er kwam een blokje gele post its tevoorschijn en een balpen. En toen schreef ze, zo dat ik kon meelezen: ‘En zoveel vrouwen worden vernederd zelfs zonder dat ze een woord gezegd hebben.’

Ik knikte. En omdat ik geen notitiebriefjes bij de hand had fluisterde ik: ‘Ik heb hier deze dagen al zoveel vrouwenkracht gezien.’

Ze glimlachte en stak haar duim omhoog. Het was niet het moment voor een gesprek en het is er ook niet meer van gekomen, maar het was iets dat me sterk was opgevallen. Collega’s Dimitri en Sven was het niet opgevallen tot ik hen erop attent maakte. En toen zagen ze het ook. Hoeveel vrouwen sterke rollen opnamen tijdens dit congres. Het begon al met de fantastische openingsavond van het Lillehammer literatuurfestival. Een Noorse actrice bracht een gedicht van Asli Erdogan, een Sami zangeres zong een traditioneel lied, maar we werden helemaal omvergeblazen door de Iraanse zussen Masha en Marjan Vahdat die, begeleid door de Noorse pianist Tord Gustavsen, soefi gedichten op muziek brachten. Het was niet alleen hun kristalheldere stem die bijna bovenmenselijk uit hun lichaam tevoorschijn kwam, of hoe prachtig die vrouwen waren in hun mooie Perzische mantels en met hun lange zwarte haren los, het was de kracht, de waardigheid en de absolute toewijding waarmee ze hun kunst brachten.

Pas achteraf las ik dat Masha Vahdat er voor gekozen heeft in Iran te blijven wonen, ook al heeft ze daar amper ruimte om haar kunst naar buiten te brengen. Dat ze in haar eigen huis andere vrouwen opleidt in de traditionele Perzische zangkunst omdat ze het zo belangrijk vindt dat de traditie bewaard blijft, en hoe toegewijd haar leerlingen zijn, ook al krijgen ze nauwelijks de mogelijkheid om voor een publiek te zingen.

Er was ook een Palestijnse rapper Khaled Harara en de Syrische danser Ahmad Joudeh, de man die ‘Dance or die’ in het Sanskriet in zijn nek heeft laten tatoeëren, die gefilmd werd terwijl hij tussen het puin van zijn thuisstad Palmyra danste en daarna de dans op het podium in Lillehammer verderzette. Het was zoveel en het was krachtig en van een ontzettend grote waardigheid.

De dag daarop was het Kamila Shamsie die een diepe indruk maakte met haar toespraak ‘You couldn’t make this up’ over de realiteit die tegenwoordig vaak waanzinniger lijkt dan fictie. Als geëmigreerde Pakistaanse in Groot-Brittannië vertelde ze een fictief verhaal over de liefde tussen een Britse vrouw en een Pakistaanse man, zo dat je plots op hartverscheurende wijze begreep wat migratiewetten in de praktijk betekenen. ‘Het is een belediging voor schrijvers’, zei ze, ‘als je zegt: “Zoiets zou je niet kunnen verzinnen.” En de vraag is vaak: waarom hebben we deze verhalen niet eerder verteld, zodat mensen de onrechtvaardigheid konden voelen? Waar dient fictie voor en wat kan het doen? Wij zijn schrijvers. Wij spreken over de wereld.’  Shamsie schopte de aanwezige schrijvers een geweten, maar op een milde manier: ‘Soms is het ook goed tegen een schrijver te zeggen: je moet dit verhaal niet vandaag vertellen, want vandaag is dit verhaal niet je leven waard.’

Het was niet alleen tijdens de optredens en de toespraken, het was ook in de wandelgangen merkbaar: hier waren vrouwen aan het werk die niet bezig waren te versieren, of hun best te doen om goedkeuring te verdienen, ze waren ook niet bezig zich af te zetten tegen een masculiene dominantie, of tegen betutteling, en ze waren al evenmin bezig hun plaats in de spotlights te veroveren. Hier, in een omgeving die doorgaans vooral door mannen wordt gedomineerd, waren vrouwen gewoon bezig met wat hun engagement hen vroeg. Toegewijd. Met grote zorgzaamheid. Vrouwen en mannen samen, elkaar ondersteunend en versterkend.

Het is moeilijk precieze woorden te vinden voor hoe zo’n omgeving van absolute gelijkwaardigheid aanvoelt. De woorden rond en warm en zorgzaam komen in mij op als armzalige vehikels voor hoe het was.

Dat het me opviel, die mooie gelijkwaardigheid, is eigenlijk een treurige zaak. Het betekent dat het nog altijd een contrast vormt met de realiteit die ik ervaar. Als vrouw. Als schrijfster. In nochtans een van de meest bevoorrechte maatschappijen ter wereld.   Maar tegelijk was het zo mooi om het te ervaren, te weten dat het al bestaat, die wereld waarin mannen en vrouwen, mensen in de eerste plaats, elkaar ruimte geven en ondersteunen in plaats van weg te duwen, te onderdrukken, te negeren of klein te maken. Zoals Jennifer Clement terecht insinueerde toen ze haar gele post it’s bovenhaalde: ook dat is iets om voor te vechten.