door Isabelle Rossaert
Het is niet omdat je in een land woont dat zienderogen verglijdt in een dictatuur, dat je je gevoel voor humor moet verliezen. Dat blijkt tijdens de sessie ‘Safeguarding freedom of expression in Turkey: what next?’ op de WIPC conferentie in Lillehammer.
Aanwezig tijdens de sessie: B.*, schrijver en bestuurslid van PEN International. E. , journaliste en dochter van de hoofdredacteur van de literaire bijlage van een belangrijke Turkse oppositiekrant, die zeven maanden geleden werd opgepakt en sindsdien in de gevangenis zit, en A., een vertegenwoordiger van de Koerdische PEN. Afwezig: I., een Koerdische schrijver die in mei gearresteerd werd, drie dagen nadat hij ons zijn medewerking had toegezegd aan het project ‘Een meervoud van stemmen voor Turkije’**. I. werd intussen weer vrijgelaten, we mochten ook al zijn bijdrage voor ‘Een meervoud aan stemmen voor Turkije’ ontvangen, maar het is hem niet toegestaan het land te verlaten.
‘Wil je een stuk over de situatie in Turkije schrijven?’ had de redactie van Der Spiegel onlangs aan B. gevraagd. Een timide en vriendelijke man is B. Geen tafelspringer, maar een prijswinnende schrijver wiens intelligentie doorschemert in zijn wat wrange humor. ‘Mijn antwoord was meteen: ja.’, vervolgde B. ‘Maar de volgende vraag was: wat precies ga ik dan schrijven over Turkije?’ Niet omdat hij bang is, zegt B. Maar omdat er zoveel te vertellen valt dat hij niet weet waar te beginnen. En dus vertelde hij het verhaal over Spinoza en Camus, en hoe die het tot status van Turkse terrorist hebben geschopt. Dat gebeurde zo: in Turkije volstaat het om journalist bij een verkeerde krant te zijn om te worden opgepakt. En er zijn veel verkeerde kranten. 29 uitgeverijen, 15 nieuwszenders, 4 nieuwsagentschappen en 45 lokale en nationale kranten werden de voorbije elf maanden gesloten, 163 journalisten verdwenen achter de tralies. Daarmee heeft Turkije de twijfelachtige eer om de helft van alle gedetineerde journalisten ter wereld in haar gevangenissen te hebben. De laatste onafhankelijke redactie, Sözcü, werd op 22 mei laatstleden opgedoekt. De webmanager werd gearresteerd en de politie viel binnen in de huizen van de eigenaar, de financieel manager en een redacteur van de krant. De beschuldiging: “het plegen van misdaden in naam van FETÖ (de terreurorganisatie van Fetullah Gülen) zonder een lid te zijn van die organisatie”, “het faciliteren van een gewapende aanval tegen de regering van de Turkse republiek” en “het faciliteren van een aanval op de President”. Naar aanleiding van deze laatste sluiting schreef Jennifer Clement, voorzitter van PEN International: “We are witnessing the complete dismantling of Turkey’s free press right in front of our eyes. In today’s Turkey, freedom of expression and critical thought are criminal offences. PEN International is appalled at Turkey’s blatant and continued attack on critical and independent voices and will continue to support our friends and colleagues in Turkey”.
Wordt zo’n journalist gearresteerd, en hier zijn we terug bij het verhaal van B., dan worden meteen ook zijn of haar laptop en notitieboekjes in beslag genomen. En elke naam die in zo’n boekje is terug te vinden, wordt genoteerd als een mogelijk lid van het terreurnetwerk. En laat nu een van die gearresteerde journalisten net notities hebben zitten maken over Spinoza en Camus…
‘Bij de politie hadden ze niet eens de moeite gedaan om die namen te googelen’, zei B. daarover. ‘En op Wikipedia konden ze ze niet opzoeken, want ook Wikipedia is voor de Turken afgesloten.’ En dus staan Baruch Spinoza en Albert Camus op dit moment in Turkse politiedossiers geboekstaafd als leden van een terreurnetwerk.
Het zijn hallucinante verhalen die ons uit Turkije tegemoetkomen. En uit het gesprek bleek dat de toestand niet, zoals men had kunnen hopen, verbeterd is na de uitslag van het referendum van mei laatstleden. Dat referendum zorgde ervoor dat het zwaartepunt van de macht nu helemaal bij de president ligt. Maar president Erdogan is nog niet tevreden: ‘We hebben nog geen macht over het sociale en culturele leven’, zou hij een week voor het WIPC-congres gezegd hebben.
Wat je als buitenstaanders kan doen tegen zo’n regime? Hebben acties hoe dan ook zin? Waar het op aankomt, stelt B., is druk uit te oefenen op onze eigen regeringen. De Europese landen laten Erdogan zijn gang gaan, omwille van de Syrische vluchtelingen. Drie miljoen van hen zitten in Turkije en omdat het zo handig is dat ze daar ook zouden blijven, zijn onze overheden weinig kritisch tegenover het Turkse bestuur. Toch zijn net onze overheden in de beste positie om Turkije de weg terug naar democratie te wijzen. ‘Zet alsjeblieft je eigen buitenlandministers onder druk’, zei B. ‘Ga met hen praten, zeg hen dat ze iets moeten doen.’
* Om veiligheidsreden geven we de namen van de Turkse auteurs niet volledig.
** ‘Een meervoud van stemmen voor Turkije’ is een campagne die PEN Vlaanderen aan het voorbereiden is in de aanloop van 15 juli, dag op dag een jaar na de recentste couppoging in Turkije.