PEN vraagt … en bij ons? Annelies Verbeke

“Je hebt als schrijver de macht om iets in de wereld te gooien, en je kunt mensen daar potentieel mee vernietigen. Daar moet je wel bij stilstaan, vind ik.”

Foto: Wannes Nimmegeers

PEN Vlaanderen richt zich niet enkel op het vrije woord in andere landen, maar houdt ook de vinger aan de pols in eigen land. Recente evoluties in het maatschappelijk debat, onder meer door de toenemende rol van sociale media, zorgen ervoor dat we waakzaam moeten blijven voor de bescherming van het vrije woord voor auteurs, journalisten en academici. In de maandelijkse rubriek ‘PEN vraagt… en bij ons’ interviewen we een Vlaamse auteur over het vrije woord in Vlaanderen.

Annelies Verbeke schrijft vooral proza en theaterteksten. Ze schreef ondermeer de romans Slaap! (2003), Reus (2006), Vissen redden (2009) en Dertig dagen (2015), de verhalenbundels Groener gras (2007), Veronderstellingen (2012), Halleluja (2017) en Treinen en Kamers (2021).  Als theaterauteur schreef ze verschillende teksten voor acteurscollectief Wunderbaum en andere Nederlandse en Vlaamse gezelschappen. Van 2010 tot 2016 was ze bestuurder bij PEN Vlaanderen. Hoe ervaart zij het vrije woord in Vlaanderen?

Durf je in interviews vrijuit spreken of leg je jezelf soms beperkingen op?
Hoewel ik sommige interviews heb ervaren als aangename gesprekken en zelf soms iemand interview – dus ook de andere rol ken – vond ik de neergeschreven neerslag van zo’n gesprek vaak een ontluisterende ervaring. Gelukkig hebben we hier meestal wel de praktijk om de geïnterviewde het artikel te laten nalezen; dan kun je nog iets rechttrekken. Het nalezen doet je beseffen hoe moeilijk goed luisteren naar de ander blijkbaar is en hoezeer de toehoorder degene die praat aan het vervormen is met zijn of haar aannames over die persoon en over de wereld. De nuance die ik aanbreng in een gesprek vind ik bijvoorbeeld vaak niet terug in de neerslag ervan en boven zo’n interview staat meestal een clickbait titel die een misleidend – soms zelfs tegenstrijdig – beeld schept van wat er werd gezegd. Dat is uiteraard niet enkel bij mij zo. Ik hoed me daarom ook voor het oordelen over  anderen op basis van zo’n titel. Voor mij heeft het ertoe geleid dat ik ‘nee’ zei tegen een aantal interviewaanvragen de laatste jaren. Ik ben wantrouwiger geworden op dat vlak, kan het soms niet opbrengen, al besef ik ook dat ik mij op een gegeven moment wellicht weer meer moet openstellen: de journalist brengt je werk of wat je te zeggen hebt naar de mensen en misschien hebben sommige van die mensen er wat aan.

    Moet je als schrijver voorzichtig zijn om niemand te bruuskeren?
    ‘Niemand’ bruskeren lijkt me hoe dan ook niet mogelijk.  Er zal altijd wel iemand boos worden van wat je schrijft, en die boosheid heeft niet noodzakelijk iets met jou of je werk te maken. Je kunt niet schrijven met de rem op. Wat niet betekent dat je maar n’importe quoi moet schrijven en dat het hoe dan ook goed zal zijn; een bepaald onderwerp aanraken betekent ook dat je je er grondig in moet verdiepen.

    In sommige gevallen vond ik de voorzichtigheid ook meer gewenst. Wanneer ik een hoofdpersonage van Senegalese origine opvoerde in mijn roman Dertig dagen heb ik het boek aan mijn partner, die van Senegalese origine is (maar niet mijn hoofdpersonage) voorgelezen en ik heb nog enkele zaken aangepast op zijn aanraden: feitelijkheden vooral, maar ook een keer iets wat te kort door de bocht was en beledigend kon overkomen. Voor het toneelstuk Daar gaan we weer (White Male Privilge) dat ik met Wunderbraum maakte kwam er ook tegenkanting. Enkele mensen van kleur vonden dat wij niet over racisme mochten praten wegens wit, andere mensen van kleur vonden de voorstelling juist de spijker op de kop, zagen het als de zoo humaine met witte mensen die ik had bedoeld, een stuk dat het racisme van de zelfverklaard weldenkenden toont. Je zult nooit voor iedereen goed doen, dat is ook niet de taak van literatuur en toneel. De vooringenomenheid waarmee de lezer of toehoorder het boek openklapt of de zaal in komt bepaalt al het grootste deel van de reactie.

    Ik ga me ook niet tegenhouden om het werk van vrouwelijke auteurs uit het verleden op de kaart te zetten in een podcast of om mezelf feminist te noemen omdat sommige mensen daar een daad van mannenhaat in lezen. Ik voel dat soort haat niet. Het is dan aan de gebruuskeerden om zich beter te informeren en tot rust te komen, daar stopt mijn verantwoordelijkheid.

    De omgang met het bruskeer-potentieel vind ik het moeilijkst bij schrijven over personages waarin mensen die dicht bij me staan zichzelf zullen herkennen. Familieleden, vrienden, etc. Je hebt als schrijver de macht om iets in de wereld te gooien, en je kunt mensen daar potentieel mee vernietigen. Daar moet je wel bij stilstaan, vind ik. Maar dat zijn heel persoonlijke overwegingen, die ieder voor zichzelf moet maken, elke situatie is anders, elke mens ook.

    Waar liggen voor jou de grenzen van vrije meningsuiting?
    Haat is geen mening. Daar komt het denk ik wel op neer. Alle zogenaamde meningen die enkel tot gevolg kunnen hebben dat het leven van anderen wordt aangetast of verwoest, gaan die vrijheid ver te buiten.

    Daarnaast mogen we ook een lans blijven breken voor expertise. Het gemak waarmee steeds meer mensen de onderzoeksresultaten van experten naast zich neerleggen om er hun eigen veronderstellingen (of wensen) als ‘meningen’ boven te plaatsen, vind ik bizar.

    Durf je soms iets niet op te schrijven uit angst in een bepaald hokje geplaatst te worden?
    Ik denk niet dat ik dat doe, maar dat neemt niet weg dat ik me soms een tijd afscherm om niet in het vizier te lopen, zodat ze me niet kunnen vangen met hun vlaggen. Al helpt zelfs die onzichtbaarheid soms niet. Je wordt heel snel in een hok gedwongen. Dat kan zelfs met goede bedoelingen gebeuren, zoals het etiket ‘geëngageerde schrijver’. Ik heb er grote moeite mee, ervaar elk label als gevangenschap. Ik denk soms dat mijn leven en schrijven een oefening zijn in ongrijpbaarheid. Ik hou van variatie in wat ik schrijf, om het voor mezelf boeiend te houden. Ik wil nergens helemaal bijhoren, met geen enkel gedachtengoed of organisatie helemaal versmelten, niet voldoen aan vooropgelegde verwachtingen. Tegelijk vind ik het soms wat treurig nergens helemaal bij te horen.  Het is bij momenten best vermoeiend om mij te zijn.

    Hoe beïnvloedt sociale media de vrije meningsuiting volgens jou?
    Ik denk dat sociale media ons over het algemeen geen goed doen. De nadelen zijn groter dan de voordelen, we voelen het wel, maar we zijn verslaafd of ze zijn te hardnekkig bij ons leven gaan horen; ik kan er zelf ook niet zo maar van af, blijkbaar, minimaliseer de impact die ze op mij persoonlijk hebben dan wellicht toch. Voor mijn toneeltekst Wunderbaum speelt live (online gaat het mis) dook ik in dit onderwerp, en de teneur van het stuk is ook dat het helemaal niet alleen een probleem van Gen Z is, zoals oudere generaties zichzelf soms wijsmaken.

    Het online geweld is verschrikkelijk, en treft vrouwen des te harder, zo tonen studies en de schitterende RTBF reportage #SalePute van enkele jaren geleden, gemaakt door journalisten Florence Hainaut en Myriam Leroy. Hoeveel mensen zijn er inmiddels niet het zwijgen opgelegd op die manier?

    Het ergste effect vind ik dat haat de brandstof vormt voor algoritmen. Haat verkoopt. Ik ken persoonlijk mensen die zonder overdrijven ‘slachtoffers van het algoritme’ mogen worden genoemd, die de meest van de pot gerukte of kwaadaardige zaken zijn gaan verkondigen door een combinatie van sociaal isolement en sociale media.

    Bestaat er volgens jou zoiets als marktcensuur? Primeren commerciële overwegingen boven literaire kwaliteit in de uitgeverswereld?
    Ik zie dit als een heel groot probleem. Ik zou ook niet (enkel) naar de uitgeverswereld wijzen, er gebeuren best nog wel wat avontuurlijke zaken hier en daar. Maar het algemene klimaat zit niet goed. Het genre van de verhalenbundel – om de focus op één probleemgebied te leggen – wordt zo in snel tempo uit ons literaire landschap verwijderd, althans de oorspronkelijk in onze taal geschreven verhalenbundels.  Wanneer ik opkom voor dat genre (ongeveer twintig jaar lang doe ik dit al) word ik vooral op oogrollen onthaald. Ik stelde onlangs nog aan een krant voor er een stuk over te schijven, maar kreeg als antwoord dat het niets uithaalt stukken te schrijven waarin ik mensen ging betuttelen over wat ze moeten doen of laten. Oké. Dat was niet het stuk dat ik voor ogen had, nochtans. Ik denk echter dat het geen kwaad kan dat mensen weten dat verhalenbundels – het genre van literaire voorgangers als Tsjechov, Gogol, Akutagawa, Mansfield, O’Connor etcetera etcetera – voor de meeste literaire prijzen in ons taalgebied niet meer gelden als literatuur. De Libris is op een gegeven moment begonnen met het verbod op het inzenden van verhalenbundels voor die prijs. Twee keer kort na elkaar was de Libris gewonnen door een verhalenbundel en de verkoop van die winnende boeken bracht niet genoeg op. Vandaar de commerciële keuze om dit prachtige genre, dat op sommige plekken in de wereld een hogere status kent dan de roman, niet langer als literair proza te beschouwen. Voor de Bronzen Uil geldt een verhalenbundel ook niet als een debuut. De Boon heeft bij mijn weten nog geen verhalenbundels op de longlist opgenomen. De J.M.A. Biesheuvelprijs, de enige (tweejaarlijkse) prijs voor verhalenbundels in ons taalgebied, moet met crowdfunding worden bekostigd. Prijzen zouden het omgekeerde kunnen doen: het genre doen opleven . Het gevolg: elke jaar verschijnen minder literaire verhalenbundels in het Nederlands. Ik telde er vorig jaar acht. In zo’n enorme boekenproductie.  En het kan haast niemand wat schelen dat we hier in een welvarend land een literair genre met een lange geschiedenis om commerciële redenen van de kaart vegen, zelfs veel van mijn collega’s niet – al zijn ze vaak niet goed op de hoogte van de uitsluiting.

    Welk boek hoort volgens jou thuis in onze PEN-boekenkast waarin we boeken van gevangen schrijvers of schrijvers in ballingschap verzamelen?
    Ik zag dat jullie met de Pen leesclub rond Russisch dagboek van Anna Politkovskaja werken. Ik heb dit bij verschijning van de vertaling in 2007 gelezen en het is me enorm bijgebleven. Wat een moed om de waarheid boven te brengen en hoe verschrikkelijk dat het kwaad waartegen zij streed en dat haar het leven kostte alleen maar groter is geworden sindsdien.

    Welke verantwoordelijkheden dragen schrijvers volgens jou?
    Ik denk dat het vereiste engagement bij het schrijverschap veel ruimer is dan waartoe men dit begrip doorgaans reduceert. Of het nu een boek is dat maatschappelijke problemen aankaart, of een boek dat een en al taalspel is, of een filosofische vraag centraal stelt, of het liefdesvertaal van twee mensen centraal plaats, al die verhalen vragen een enorme inspanning om ze zo goed mogelijk neer te schrijven en de diepte in te gaan. Ik denk dat wat een auteur schrijft wel degelijk met diens persoon en leven verbonden is, maar anderzijds heb ik toch ook telkens het gevoel dat wat ik schrijf al ergens (in een parrallel universum?) bestaat en dat ik de geleider ben om het hierheen te brengen. De ontvankelijkheid creëren om die geleider te kunnen zijn, is ook een verantwoordelijkheid van de auteur, maar staat ook niet helemaal los van de omringende wereld. Chapeau voor de auteurs die opgesloten of vervolgd toch de kracht voor die verantwoordelijkheid blijven opbrengen. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik het zou kunnen. Al kan ik me ook weer voorstellen dat het schrijven de strohalm is waaraan je je vasthoudt, dat het schrijven je in leven houdt.

    Welk advies heb je voor beginnende schrijvers?
    Ik hoorde een Ierse auteur eens zeggen: ‘Hou je onkosten laag’ en eigenlijk is die praktische raad niet eens zo slecht. Word geen slaaf van het materiële.

    Wanneer ik wel eens lessen Creatief Schrijven geef, geef ik vaak raad aan de lezer die de aspirant schrijver ook is. Dan raad ik aan zo ruim mogelijk te lezen: verschillende genres, verschillende tijden, verschillende continenten. Om zo te ontdekken wat schrijven allemaal kan zijn. We hoeven niet enkel Amerikaanse romans te lezen. Niet dat die allemaal slecht zijn, uiteraard, maar hou je voeding veelzijdig.

    Hoe lang ben je al lid van PEN en waarom?
    Ik heb zes jaar in het bestuur van PEN Vlaanderen gezeten (2010-2016) en heb daar veel van geleerd. Mijn kennissenkring is er ook danig door uitgebreid met auteurs die elders zijn opgegroeid en in andere talen schrijven maar in België wonen. PEN heeft ertoe bijgedragen hen hier een podium te geven.