Terugblik: Let it bring hope

Op zondag 6 oktober kwamen we online samen voor ‘Let it bring hope’.

We openden met een gedicht van PEN-lid Peter Mangelschots (dat u onderaan dit bericht kan lezen – dank je wel, Peter!). Daarna vertelde onze voorzitter Alicja Gescinska over het belang van hoop, verbinding en verhalen. PEN International en PEN Vlaanderen staan aan de kant van elk slachtoffer en delen de overtuiging dat literatuur een rol kan in spelen in de verbinding die nodig is voor de toekomst.

PEN-bestuurslid Sigrid Wallaert vertelde kort over de betekenis van 7 oktober 2023. Deze datum is niet de start van het conflict, maar het is wel een belangrijke datum die een nieuwe escalatie van geweld markeert.

Djûke Poppinga, vertaalster van het boek Een tuin voor verloren benen van de Palestijnse schrijver, journalist en psycholoog Mahmoud Jouda, vertelde ons meer over de achtergrond van dit boek. Het boek speelt zich af tijdens de demonstraties in 2018 en 2019 aan het afscheidingshek van Gaza. Bij deze demonstraties raakten heel wat Palestijnse burgers ernstig gewond. Samen met Midden-Oosten expert Koert debeuf vertelt ze over de geschiedenis van Gaza, het belang van literatuur in het Midden-Oosten en het belang van vertalingen. Ze spreken ook beide over het belang van hoop.

We sloten af met een Lege Stoel voor Refaat Alareer, uit wiens gedicht we de regel Let it bring hope kozen als titel voor ons event.

Dankzij uitgeverij Jurgen Maas konden we drie exemplaren van het boek verloten.

Gaza 2024                       –   Peter Mangel Schots
 
(geïnspireerd op ‘Spain 1937’ van W.H. Auden)
 
 
Gisteren de geschiedenis. Het tikken van de tijd op de abacus,
het telraam van de wiskunde, de nieuwe astronomische tabellen
met driehonderd vijfenzestig dagen in een jaar.
Gisteren het richten van de telescoop onder de sterren en de halve maan.
 
Gisteren het turen naar het zenit, het cijferen met azimut en albedo,
de rekenkunde van planeten, de hoogtemeter en de gradenboog.
Gisteren goniometrie en cosinus,
de uitvinding van algebra en algoritme, de revolutie van het cijfer nul.
 
Gisteren God en Allah, Gilgamesj en Christus, de profeten en de zondvloed
die de zonden wegwast. In alle geschriften het streven naar orde en wijsheid.
Gisteren de verdeling van vruchtbare grond
en van woestijn, de verdragen en de broze vrede. Maar vandaag het gevecht.
 
Gisteren de dorst naar kennis, de lafenis van wis- en scheikunde,
distillatie van vloeistof in de alambiek, de ontginning van goud en cinnaber.
Gisteren de uitvinding van heelkunde,
van medicijnen en de oprichting van hospitalen. Maar vandaag het gevecht.
 
Gisteren de handelsroutes en de karavanen, de tochten naar Afrika en India,
het uitwisselen van kennis, de ruil van parels en paarden, van diamanten
en zwaarden, de gezamenlijke verpozing
op de vierenzestig velden van het koningsspel. Maar vandaag het gevecht.
 
Vandaag de aanbidding van waanzinnigen, de moord op ongelovigen,
de dood na de ontvreemding van het land. Vandaag het opdrogen van putten
de laatste vonk van stroom, het begeven
van kabels en leidingen, het instorten van huizen, huizen, huizen.

Nu het doek valt over buren, verwanten, naasten, wordt er alleen geleefd
in beelden die ons worden aangereikt als verse dadels en ons doen zwellen
van gelijk. Maar de geschiedenis zegt:
gelijk heeft wie de pen voert om verhalen neer te schrijven.


Het stof van de kraters wordt door de kreten meegevoerd en dwarrelt neer
in de steden van andere continenten, dwarrelt neer als stuifmeel
in straten, op pleinen en markten,
dwarrelt neer om onze geesten te bevruchten met gedachten aan Gaza.


Die verschroeide lap huid gehecht aan Hadarom met chirurgisch catgut
van grenscontroles en geweren in het gelid, met naaldsteken
door de tunnels van het vlees
het vlees van Gaza en Hadarom, van het kind dat de melk drinkt.
 
Van de ouderen op hun britsen en de moeders bij de couveuses
die horen hoe de plagen over het land trekken tot ook de honger
wordt opgevreten, de duisternis
invalt en de generatoren zwijgen. Zij zeggen: ik smeek u, ik smeek u.
 
En de schrijvers kunnen niet anders dan schrijven, hier onder het lover 
van eiken, in het zand van de heide en daar in Sinaï en de schaduw
van pijnbomen om met het woord
de reinen te zalven en de januskop van het kwaad te tuchtigen.
 
Morgen misschien de toekomst, de terugkeer van de muziek, de dans,
de vrije lucht van Beit Lahiya tot Rafah, twee vloeiende talen, 
de ene hoekig de andere rond
die samensmelten in soeks en kibboets, in bussen en bistro’s.
 
Morgen het vaarwel aan de wapens, de koe en de beer grazen samen
de wolf legt zich neer bij het lam en de panter vleit zich naast de bok, 
hun jongen liggen bijeen,
de leeuw en het rund eten stro en een kind zal hen hoeden.
 
Morgen de droom en het dichten, het openen van alle deuren en
ochtendwandelingen langs de gouden richel van de heuvels. 
Morgen traag en te voet
de terugkeer van rede en wijsheid. Maar vandaag het gevecht.
 
Vandaag nog de gekken met hun god en hun geweren, hun tanks
die als torren het land kaal vreten ­– het land een dodemanscel 
in een volksgevangenis –
die van de geschiedenis geen genade krijgen en geen pardon.
 
Als ik sterven moet – Refaat Alareer

(vertaling Erik Vlaminck) – English below
 


Als ik sterven moet,
blijf jij dan leven
om mijn verhaal te vertellen,
om mijn spullen te verkopen,
om een stuk stof te kopen
en wat touw
en maak een witte vlieger met een lange staart.
 
… opdat een kind, ergens in Gaza,
terwijl het in de ogen van de hemel kijkt,
wachtend op zijn vader die in een brand vertrok…
 
… verkondig niemands afscheid,
niet dat van een lichaam,
niet dat van een mens…
 
Kijk hoe de vlieger, de vlieger die jij maakte, hoog de lucht ingaat.
Denk dat het een engel is
die liefde brengt.
 
Als ik sterven moet,
laat er dan hoop zijn,
hoop, en een verhaal



If I must die
  
If I must die,
you must live
to tell my story
to sell my things
to buy a piece of cloth
and some strings,
(make it white with a long tail)
 
so that a child, somewhere in Gaza
while looking heaven in the eye
awaiting his dad who left in a blaze–

and bid no one farewell
not even to his flesh
not even to himself–
 
sees the kite, my kite you made, flying up above
and thinks for a moment an angel is there
bringing back love
 
If I must die
let it bring hope
let it be a tale