Voorzitter David Van Reybrouck schrijft in De Standaard een opiniestuk over de boekenbeurs van Beijing. Dat Nederland gastland was op de boekenbeurs van Beijing is ook in Vlaanderen niet onopgemerkt voorbijgegaan. Onlangs nog verweet Marcel Möring in deze krant collega-auteurs als Bernlef, Margriet de Moor en Herman Koch ’labbekakkerig cynisme’ (DS, 5 september 2011) omdat ze weigerden in te gaan op het verzoek van Amnesty International om een speldje te dragen waarmee tegen de schending van de mensenrechten werd geprotesteerd. Het was de bekroning van een week lang heen en weer schieten: moest je nu wel of niet je ongenoegen kenbaar maken? Was terughoudendheid laf of juist hoffelijk? Vermoeiende discussies. Ze deden mij nogal denken over recente discussies in België over Congo: mocht De Gucht wel of niet zijn gedacht zeggen? Mocht Vanackere wel of niet limonade drinken met de president? Mocht de koning wel of niet de onafhankelijkheid gaan vieren? Westerse betrokkenheid bij de complexe buitenwereld anno vandaag: een weekje verontwaardiging over symbooldossiers. Morele discussie, jazeker, maar volstrekt over de hoofden van de mensen om wie het gaat heen. Wij praten over Chinezen, niet met Chinezen. Wij menen genoeg te weten over Congo om niet meer te moeten luisteren naar Congolezen. Mogelijk heb ik iets gemist, maar ik was wel benieuwd naar wat stemmen uit China zélf over die boekenbeurs te zeggen hadden. Voorafgaand aan de beurs werd PEN Vlaanderen gecontacteerd door het Vlaams Fonds voor de Letteren en Amnesty International Vlaanderen. In plaats van hoog van de morele toren te blazen hebben wij collega-schrijvers in China gecontacteerd. Zo hadden wij afgelopen maart in Brussel Tienchi Liao te gast, de voorzitster van het onafhankelijke Chinese PEN centrum en opvolgster van de gevangengenomen Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo. De lezing die Tienchi Liao in de Brusselse KVS gaf, was van een ongelooflijke indringendheid die diepe indruk maakte op alle aanwezigen. Hier sprak een sobere, maar stellige vrouw van wereldklasse. Gevraagd naar de boekenbeurs in Beijing mailde ze ons deze zomer dat we goed moesten beseffen dat het evenement een initiatief van de overheid was en dat alle grote uitgeverijen staatsuitgeverijen zijn. De Chinese regering beschouwt buitenlandse organisaties en schrijvers als een soort ’investering’. Gasten worden beleefd en hartelijk ontangen, waardoor het voor de buitenlandse bezoeker zeer moeilijk is om kritiek te geven. Tienchi noemde die verhouding zelfs een soort ‘omkoping’. Maar tegelijkertijd voegde ze eraan toe dat de honger naar Westerse literatuur, zowel fictie als non-fictie, zeer groot is. Mensen worden moediger en documenteren zich meer. Moest je die honger voeden, vroegen wij ons af, zelfs als de overheid om aanpassingen aan je boek vraagt? Haar antwoord was genuanceerd: zoiets moest geval per geval bekeken worden. Haar leek het allerbelangrijkste toch dat een boek in China gelezen kon worden, eerder dan dat de auteur altijd en overal het been stijf houdt. De weg was nog lang, maar boeken konden helpen. Kijk, dat is interessante input. Gewapend met die kennis heeft PEN Vlaanderen, samen met PEN Belgique francophone en de Vlaamse en Franstalige afdelingen van Amnesty International een brief gestuurd naar minister van buitenlandse zaken Steven Vanackere om aandacht te vragen voor een aantal Chinese schrijvers in gevangenschap. Geen welles-nietesspelletje over een speldje, maar een dialoog met betrokkenen ter plekke en machthebbers hier. De lange weg is soms de zinvoller dan de kortstondige hetze.